192 echter niet kon worden overgegaan omdat de eigenaar van het terrein zich buitens lands bevond, zoodat dit gedeelte tot het volgend jaar moest worden uitgesteld. De bouwwerken, die in den loop van den zomer door deze ploeg werden uitgevoerd, zijn de navolgende: vooreerst eene herstelling aan het signaal Flierenberg, dat in het vorige jaar door den bliksem beschadigd was; dan het bouwen van een tweeden pijler met steiger op den toren te Gorinchem, die dienst moest doen bij de primaire metingen en na afloop daarvan ge deeltelijk moest worden afgebroken om als lagere pijler later bij de secundaire driehoeksmeting te kunnen dienen. Verder werden pijlers gebouwd op de torens te Middelharnis, Kloetinge, Hulst, Zierikzee, Rotterdam, Naarden, Gouda en Mijdrecht; op de twee laatstgenoemde torens twee pijlers. Behalve op deze punten, die deel uitmaken van het primaire driehoeksnet, werden nog op de navolgende punten inrichtingen aangebracht om die punten als tusschenpunten ten dienste van de secundaire driehoeksmeting te kunnen opnemen en wel op de torens te Brielle en te Waarde ieder een pijler en verder een of twee heliotroopstellingen op de torens van Schoonhoven, Woerden, Loenen, Nieuwkoop, Bunschoten, Numansdorp, Willemstad, Steenbergen, Poortvliet, Ellewoutsdijk en IJzendijke. Verder werden de projecten gemaakt om in den aanvang van het volgende jaar pijlers te houwen op de torens te Assenede, Aardenburg, Middelburg, Westkapelle, Westerschouwen, Goederede en Monster, terwijl met de eigenaren der terreinen de noodige overeenkomsten gesloten werden om in de duinen driehoekspunten te kunnen inrichten op Teumsduin, op het duin op de grens van Wassenaar en Katwijk, op Brederode- duin en op het duin bij Schoorl. De hoekmetingen op de punten van de eerste orde werden uitgevoerd door de ingenieurs Wildeboer en van Eyk Bijleveld, bijgestaan eerst door de ingenieurs Verhellouw en Mulder, later door de landmeters Colpa en Bingen. De ingenieur Wildeboer begon zijne metingen in Rhenen, alwaar de richtingen naar de zes hoofdpunten Imbosch, Flierenberg, Oss, Zalt-Bommel, Utrecht en Amersfoort, benevens naar een vijftal tusschenpunten moesten worden uitgevoerd. Daarna werd voor enkele dagen het punt Imbosch betrokken, ten einde aldaar de richtingen naar een viertal tusschen punten op te meten, die in 1890 niet of slechts gedeeltelijk konden worden opgenomen. Toen kwam het station Veluwe aan de beurt met de zes hoofd- richten Kampen, Lemelerberg, Zutphen, Imbosch, Amersfoort en Harderwijk en een viertal tusschenpunten. Na afloop van de metingen op het punt Veluwe werd het station Amers foort bezet, alwaar de zes hoofdrichtingen Harderwijk, Veluwe, Imbosch, Rhenen, Utrecht en Naarden, benevens een tweetal nevenrichtingen waren op te meten. Eindelijk werd het station Utrecht bezet met de zeven hoofd richtingen Naarden, Amersfoort, Rhenen, Zalt-Bommel, Gorinchem, Gouda en Mijdrecht en een zestal nevenrichtingen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 192