24 een kort verslag wordt gegeven omdat de heer Boer het voornemen heeft te kennen gegeven om in het Tijdschrift der Ver. terug te, komen op het door hem behandelde onderwerp. Op de vraag van den voorzitter of ook een der aanwezigen nog iets in 't midden had te brengen vroegen en verkregen de heeren Hondius en van Dijk eenige inlichtingen van den heer Boer en deelde de heer Bonté meende welke ervaring hij had opgedaan bij het in kaart brengen en te naam stellen van perceelsgedeelten, b.v. stoepen voor de huizen, waaromtrent tijdens de uitvoering eener hermeting geen voldoende aanwijzing kon worden verkregen, omdat de eigendomsgrenzen of betwist werden of niet konden worden aan gewezen. Hij wenschte daarom van zijne medeleden te vernemen hoe door hen wordt gehandeld in dergelijke gevallen. Dientengevolge had eene wisseling van gedachten plaats door de heeren Gom ba uit, Hondius, Hessels en Boer, waarvan dient te worden vermeld, dat de heer Hondius, op grond van eene hem gegeven opdracht, de onzichthare en niet aangewezen eigendomsgrenzen door uitpassing van het bestaande kadastrale plan overbrengt op het nieuwe plan, terwijl de heeren Gombault en Boer achtereenvolgens als hunne meening te kennen gaven, dat de titels in de eerste plaats moesten worden geraadpleegd en als die geen licht gaven de bezitstoestand moest worden opgenomen of de grenzen als „betwist" op de kaart aangeduid, of desnoods liever de kwestie door in consortenboeking onbeslist moest worden gelaten dan door uitpassing van eene kaart, die geen vertrouwen verdient het feit der hermeting bewijst dit immers, een toestand als juist aan te merken, ofschoon voor de juistheid daarvan geen vertrouwbaar bewijs is aan te voeren. Door den heer Oosterman werd de vraag gedaan, of het bestuur der vereenigirig ook eene adresbeweging onder de ambtenaren van het kadaster zou willen uitlokken, met het doel om, in aansluiting met de pogingen daartoe reeds gedaan door andere categoriëen van amb tenaren, te trachten te verkrijgen, dat alsnog de gelegenheid werd opengesteld om de jaren, door de landmeters als adspirant-landmeter doorgebracht, te kunnen doen medetellen bij de bepaling van hun pensioen. Nadat de heer Hoffmann vooraf zijne meening had geuit, werd die vraag door den voorzitter ontkennend beantwoord. Waar de ambtenaren indertijd in de gelegenheid waren gesteld om

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 24