36 verklaarde hij nu, dat hij erkennen moest, dat eene andere regeling der trak tementen van heeren landmeters billijk was. Die uitspraak, Mijnheer de Voorzitter, heeft mij verheugd, evenals de ver klaring van den heer Minister in de Memorie van Beantwoording. Het js toch niet voor het eerst dat deze zaak hier ter sprake komt. Reeds in 1887 zoowel als 1888 kwam ik, van deze zelfde bank, met klem op voor het goed recht dier ambtenaren op eene betere bezoldiging. Toen echter bestreed de Regeering nog die meening en was een deel der Kamer ook nog niet zoo overtuigd van de waarheid mijner beweringen als nu. Waar de Regeering in de Memorie van Beantwoording daaromtrent thans neerschreef bij art. 38 „Overtuigd van de wenschelijkheid eener verandering in de regeling der positie van de landmeters van het kadaster, stelde de ondergeteekende reeds een onderzoek in omtrent hetgeen noodig zal zijn. Dat onderzoek zal, naar hij vertrouwt, leiden tot een voorstel bij de eerstvolgende begrooting," daar geeft mij dat goeden moed, daar bewijst dit, dat van die zijde men nu mei spoed wil goed maken aan dat dienstvak, wat, volgens mijne meening, ten onrechte werd nagelaten. Waar de houding der Kamer te dezen opzichte is, zooals uit de schriftelijke gedachtenwisseling valt waar te nemen, en heden, ik constateerde het, bleek, daar heb ik hoop dat spoedig beter en gelukkiger dagen voor die ambtenaren zullen aanbreken. De heer de Ras: Mijnheer de Voorzitter! Nu de Minister in zijne Memorie van Antwoord toezegt eene nieuwe regeling der positie van de land meters van het kadaster, wenscht ik de aandacht van den Minister nog eens te vestigen op de m. i. niet geheel onbillijke klachten over de verdeeling der opbrengst van het particulier werk. Het particulier werk is in 1886 aan eene voorloopige regeling onderworpen, eene voorloopige regeling die thans nog niet in eene definitieve is overgegaan. Dit werk wordt gelast door den divisiechef na aanvrage van belanghebbenden en er wordt een loon voor in rekening gebracht dat in de verschillende deelen des lands nog al uiteenloopend is. Alle inkomsten voortvloeiende uit particuliere werkzaamheden worden in elke divisie verzameld en daarna door den divisie chef onder de landmeters verdeeld in verhouding der bezoldiging. Als resultaat dier verdeeling is over de jaren 1887—1894, aan de landmeters 3de klasse, op een gemiddeld traktement van 1300, uitgekeerd per jaar In de lste divisie f 97 2de d 103 3dc 86 4de 173 5de 248

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 36