INVOERING VAN HET TORRENSSTELSEL EN HET
RECHTSGELDIG KADASTER IN NED.-INDIË.
Onder den titelOver de wenschelijkheid der invoering van het
Torrensstelsel in Nederlandsch-Indië verscheen te Leiden (E. J. Brill,)
een academisch proefschrift van H. J. E. Tend eloo. Het begint
met eene duidelijke beknopte uiteenzetting der grondbeginselen, die
verschillende stelsels van openbaarheid voor verkrijging en bezwaring
van onroerend goed beheerschen. Eene bijzondere aandacht wordt
daarbij geschonken aan het beginsel der specialiteit en de rol bij de
toepassing van dit beginsel door het kadaster te vervullen. De
schrijver toont met vrucht de literatuur te hebben verwerkt en zijn
onderwerp geheel meester te zijn. Wij stellen ons voor een kort
overzicht te geven van den inhoud van deze zeer verdienstelijke
dissertatie.
Het op 1 Mei 1848 ingevoerd Indisch Burgerlijk Wetboek in
zijn geheel alleen van kracht ten opzichte van Europeanen en met
dezen gelijkgestelden is in hoofdzaak eene kopie van het onze.
„In beginsel is de toestand in Nederlandsch Indië volkomen dezelfde
als ten onzent; alles wat ten voordeele of ten nadeele van het
negatieve stelsel is in het midden gebracht, geldt voor beide landen.
Het verschil in de wetgeving ten onzent en in Indië is echter zeer
beduidend waar 't betreft de wijze waarop het aangenomen beginsel
van openbaarheid in de praktijk toepassing vindt, en wel in hoofdzaak
om deze reden, dat het publiciteitsprincipe in Indië op uitgebreider
schaal werkt" (bl. 70, 71.)
Bij Publicatie van 3 Maart 1848 (St.bl. N°. 10) ter invoering van
het Ind. B. W. wordt o. a. bepaald: „De voorschriften omtrent de
wijze van levering of opdracht van onroerende zaken door openbaar
making der akten, vervat in artikel 616 en volgende tot en met 620
van het Burgerlijk Wetboek en de bepalingen van dat wetboek
betreffende de wijze van vestiging en opheffing van hypothecaire