42
het positieve stelsel is daartoe nog meer noodig voor ons, die ver
trouwd zijn met het negatieve stelsel, dan voor hen, die onder een
positief stelsel leven. Want is de definitie gebrekkig, onvolledig of
onjuist, zoo komen wij noodwendig tot verkeerde gevolgtrekkingen,
waarvoor bij de Duitschers minder gevaar bestaat, omdat zij door
hunne kennis van de practijk voor onjuiste gevolgtrekkingen gevrij
waard zijn. Voor hen zijn definities afleidingen, conclusiën; voor
ons zijn zij de grondbegrippen, waaruit conclusiën worden getrokken.
Uit den inhoud der grondboekwetten, dus langs inductieven weg,
heb ik volgende de definitie van grondboekrecht afgeleidWie te goeder
trouwonder bezwarenden titelkrachtens geldige overeenkomstver
werft ztan den ingeschreven eigenaarverkrijgt door inschrijving het
onomstootelijk zakelijk recht.
Omgekeerd is dus aantastbaar het recht van dengene die verwierf
a. te kwader trouw, wetende dat de vervreemder geen eigenaar
of tot vervreemding niet bevoegd was;
b. om niet (erfgenamen bijv.);
c. bij ongeldigen titel, of
d. van iemand die niet de ingeschreven eigenaar was.
Kort en bondig kan men het beginsel ook aldus uitdrukken: De
vervolgbaarheid van zakelijk recht is beperkt tot de tweede hand (be
halve in geval van kwade trouw) mits men slechts in het oog houdt
dat opvolgende verkrijgers om niet ééne hand vormen.
Deze definities zijn tot heden door niemand aangevallen. Zonder
de juistheid er van in twijfel te trekken, zijn later door andere
schrijvers afwijkende definities gegeven en daar ik meende, dat deze
in meerdere of mindere mate de onjuiste voorstellingen van Mr.
Colenbrander, Prof. Gratama en anderen deden herleven, het
grondboekrecht in een valsch licht plaatsten, heb ik er den strijd
tegen aangebonden, vooral in dit tijdschrift XI bl. 41, 105, 125
(tevens opgenomen in het Rechtsgeleerd Magazijn 1895, bl. 248
a 297). Tegen de daarin aangevoerde argumenten verdedigt Mr.
Hamaker zijn standpunt in het Weekblad voor Notarisambt en
Registratie Nos. 1355 a 1359.
Ten zeerste stel ik het op prijs, dat niemand minder dan de
bekende Utrechtsche Hoogleeraar mijne denkbeelden de eer eener
bestrijding waardig keurde.