4 verbanden, en van doorhaling van hypothecaire inschrijvingen, zullen voorloopig buiten werking blijven. Dientengevolge wordt dit onder werp nog steeds beheerscht door eene Ordonnantie van 24 April 1834 St.bl. 27 met de latere aanvullingen hierop en door art. 2639 van genoemde Publicatie. Art. 1 der Ordonnantie zegt: „De bewijzen van eigendom en over gang van alle vaste of onroerende goederen, voorts alle akten waarbij zoodanige onroerende goederen worden verhypothekeerd of verbonden, en eindelijk alle akten van cessie van zoodanige hypotheken zullen, op poene van nulliteit worden verleden in de residentiën, alwaar raden van Justitie gevestigd zijn, voor een of twee commissarissen uit die raden, bijgestaan door derzelver griffier; en in de residentiën waar zoodanige rechtbanken niet gevestigd zijn, voor den resident of assistent-resident, bijgestaan door den secretaris der residentie, of, waar geen secretaris is, door een commies van het residentiekantoor. Akten van borgtocht voor reeds bestaande hypotheeken zullen, op de vordering van partijen, alsmede voor genoemde autoriteiten kunnen worden gepasseerd." De aldus tot stand gekomen akten worden ingeschreven in daartoe aangewezen openbare registers. De Regeering heeft getracht, genoemde art. 616 a 620 I. B. W., die eene gewijzigde en verbeterde redactie behelzen van ons art 671 op de overschrijving, in te voeren bij K. B. van 17 April 1877 N°. 20, doch de afkondiging van dit K. B. is achterwege gebleven. De voornaamste oorzaak hiervan was gelegen in het optreden van belanghebbenden. Bij uitvoerig request van 14 Januari 1878 kwamen de chefs der voornaamste handelshuizen en geldinstituten te Batavia bij den Gouverneur-Generaal in verzet tegen dien maatregel. Hunne motieven komen volgens Mr. Tendeloo „in hoofdzaak hierop neer, dat zij de bestaande regeling meer in overeenstemming met de be hoeften achtten dan die van het I. B. W., dat wel authentieke akten voorschrijft, maar niet verlangt dat deze ten overstaan van bepaalde autoriteiten zullen verleden worden. De ambtelijke bemoeiingen plegen in Indië vergezeld te gaan van een onderzoek naar de rechten en bevoegdheden van de compareerende partijen, zoodat zij in elk opzicht het tegendeel te zien geven van de lijdelijkheid des bewaar ders ten onzent" (bl. 120, 121.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 4