51
van 1867 „overschrijving van de betrokken akten of vonnissen in de
openbare registers ten hypotheekkantore" 1). De werking dier registers
zou ook voor deze gevallen aan die van het positieve gelijk worden.
Beide verbeteringen behelzen dus eene nadering tot het positieve
stelsel, maar met de afschaffing van de laatste opvorderingsactie
tegen bona fide derden verkrijgers is men nog geenszins „in den
hemel der rechtszekerheid," zelfs nog niet in het positieve stelsel
aangeland. Doch men staat dan aan de grens en wordt van zelf
gedwongen den Rubicon over te steken. Immers men zal dan een
waarborg niet kunnen ontberen tegen spoliatie, tegen boeking van
nietige of vernietigbare handelingen, tegen rechtshandelingen van
erfgenamen met betwistbare aansprakenmen zal een middel behoeven
om bloote houders van eigenaars te kunnen onderkennen, een middel,
waaraan de goede trouw van den kooper, dat hij den verkooper
voor gerechtigd houdt, kan worden getoetst. 2)
1) Tijdschrift voor K. en L. XI, bl. 134, Rechtsgel. Mag., bl. 289.
Mr. Hamaker, te vluchtig lezende, alleen door dit zinnetje getroffen, conclu
deert, dat door mij „het negatieve stelsel in zijn geheel, zooals het van 1838
af bestaan heeft, tot een positief stelsel pur et simple" wordt verklaard. Die
conclusie verraste mij zeer, en waarschijnlijk zal ook de Schrijver zelf verrast
zijn als bij de zin op bl. 289 R. M. nog eens leest in verband met de voor
gaande of volgende. Hij zal dan, vertrouw ik, eerlijk erkennen dat uitdrukkingen
als: deze uitspraken zijn niet „met elkaar te rijmen," „in hooge mate onklaar''
te haastig uit zijne pen zijn gevloeid.
2) Mr. Hamaker geeft van de verschillende opvorderingsacties een ver
dienstelijk rubrieksgewijs overzicht in Weekbl. 1896, bl. 14. Voor afschaffing
bij invoering van een grondboek komen in hoofdzaak alleen in aanmerking
die genoemd onder rubriek II 3°, en 4°. Rubriek I betreft geen derden. De
vervreemder moet zelf ingeschreven zijn en niemand erlangt inschrijving op
grond van eigenmachtige in bezitneming (II1®, a) (als de erfgenaam behalve het
bezit ook op grond van een Erbschein de inschrijving verkrijgt, zou zelfs
Mr. Hamaker de actie tegen latere koopers willen ontzeggen.) Evenmin
wordt de bloote houder ingeschreven (II 1°, b). De werking der rangorde
is onder beide stelsels dezelfde (II 2°). Een mogelijke nietigheid of ontbind
baarheid des titels van een der voorgangers des ingeschreven vervreemders
(II 3°) of aanspraken van crediteuren, legitimarissen enz. (II 4°) werken
alleen dan tegen derden als zij deze uit aanteekeningen in het grondboek
konden kennen. Voor zoover Mr. Hamaker nog aarzelt, laatstgenoemde
opvorderingsacties af te schaffen onder het negatieve stelsel, zal die aarzeling