54
„verkregen verloren of beperkt worden" 2) zoodat het gevaarlijk
vertrouwen dat het publiek thans stelt in de inlichtingenten hypotheek-
nen kadasterkantore verkregenzal verdwijnen en plaats maken
voor het inzichtdat men in deze, gelijk in zoovele zaken, 't best kijkt
uit eigen oog en"2)
Het moet erkend, dit beginsel wordt streng doorgevoerd. De
wetgever moet uitgaan van de onderstelling, dat de belanghebbende
zelf een onderzoek instelt naar alle gevaren van uitwinning, dat hij
zelf tot dat onderzoek in staat is, en daarom ook de gevolgen draagt
van een ontoereikend onderzoek. Opdat hij geen vertrouwen zou
gaan stellen in mededeelingen, die geen vertrouwen verdienen,
moeten de doorhalingen van hypotheke7i af geschaft worden. „Waar-
„om doorhaling van hypotheken en niet van erfdienstbaarheden,
„vruchtgebruiken etc. Zij is niet noodig, om aan het tenietgaan der
„hypotheek werking te geven tegen derden, doch is eene volkomen
„onbetrouwbare mededeeling, dat eene hypotheek teniet gegaan is.
„Heeft een oorzaak van tenietgaan werkelijk plaats, dan hindert het
„niets, indien de doorhaling uitblijftheeft zulk een oorzaak niet
„plaats gehad, dan blijft de hypotheek bestaan, al geschiedt de door
haling, ten onrechte, wel". (Weekbl. 1896, blz. 2.)
Waarlijk, het valt niet te ontkennen, er ligt in het stelsel van
Mr. Hamaker een scherpe logica, een ijzeren consequentie, doch
juist daardoor geeft de schrijver zonder het te bedoelen eene
vlijmende kritiek, eene strenge vef oordeeling van het geheele stelsel.
Indien het ontwerp voor een nieuw Burgerlijk wetboek eene
regeling bevat in den bovengeschetsten geest, dan zullen de mannen
der praktijk, dan zullen ambtenaren van de hypotheken en het
kadaster, notarissen en candidaat-notarissen zich zeker tweemaal de
oogen uitwrijven, alvorens overtuigd te zijn, dat zij werkelijk goed
hebben gelezen, om daarna de handen in elkaar te slaan van verbazing
over zoo ongehoorde en noodlottige bemoeilijking van het grondcrediet
Voor de lezers van dit tijdschrift behoef ik dit niet duidelijk te maken.
Aan Prof. Hamaker geef ik bescheiden in overweging de werking
in de practijk van zijne denkbeelden na te gaan, eens een proef te
Rechtsgel. Mag., 1893 bl, 460.
2) T. z. p., bl. 459 (door mij gecursiveerd.)