PHOTOGRAMMETRIE. In het Weekblad de Ingenieur 1895 N° 41 deelt de heer C. Buzeman eenige bijzonderheden mede van eene photogramme- trische proefneming door Prof. Dr. C. Koppe te Brunswijk. Door een terrein bij Harzburg, dat door de Braunschweigische Landesvermessung tachymetrisch is opgenomen, photogrammetrisch op te nemen, werd eene vergelijking mogelijk. Het bleek dat de twee kaarten op schaal 1 a 5000 uitmuntend overeen kwamen. Al leen waar het terrein geheel effen was, weken de lijnen eenigszins van elkander af. De schrijver geeft eene beknopte theorie der photogrammetrie die wij hier, na de uitvoerige uiteenzetting door den heer C. J. C o 1 p a (IX, bl. 69, 103 en 133) stilzwijgend kunnen voorbijgaan. De mogelijkheid om de photogrammetrie voor geodetische doel einden toe te passen hangt af van het vinden van een voldoend aantal identieke punten op de photographieën uit verschillende stand punten genomen. Immers, zoo merkt de heer Buzeman op, „wanneer het terrein op het beeld zich zoo gelijkmatig voordoet, dat bijna geene bepaalde punten op 2 platen met juistheid te her kennen zijn, dan laten zich ook bijna geene punten construeeren voor de kaart en de photogrammetrie heeft haar doel gemist; want als men vooraf de noodige punten door stokken, bakens enz. zou aanduiden, dan kon men bijna evengoed met een tachymeter 't veld ingaan en daar latten laten opstellen." Het slot van het artikel bevat de volgende beschouwingen over den tijd noodig voor photogrammetrie in vergelijking met tachymetrie. Bij beide methodes zijn een aantal vaste punten noodig, die óf door drie hoeksmeting óf door polygonometrie bepaald moeten worden, en daar de tachymetrie meer van die punten eischt, dan de photogrammetrie, mag men

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 57