58 misschien aannemen, dat het bepalen der stations en het photographeeren bij de eene methode evenveel tijd in beslag neemt, als het bepalen der noodige punten alleen bij de andere (beide met inbegrip van de berekening). De bepaling der constanten van het instrument behoeft ook bij grootere opnemingen slechts éénmaal te geschieden en legt alzoo weinig gewicht in de schaal, te minder daar ze ook voor de tachymetrische instrumenten noodig is. Bij het opzoeken van identische punten kon één persoon bij goed licht en heldere beelden in 4 uur tijds ongeveer 80 punten afdoen, en wel aan geduid en genommerd op 2, soms 3 verschillende beelden. Bij de tachyme- trie brengt men het per dag (8 tot 10 uur) tot 100 punten. Neemt men hierbij in aanmerking, eerstens dat onze standpunten wat dicht bijeen ge kozen en daardoor het opzoeken van overeenkomstige punten zeer verge makkelijkt was, en vervolgens, dat die punten vóór het in teekening brengen op strooken papier of op de teekening zelve geprojecteerd moeten worden, dan schijnt men te mogen aannemen, dat 1 man per dag uit de photogram- men evenveel punten voor het in teekening brengen gereed kan maken, als het bij een tachymetrisch instrument behoorend personeel in het veld. Men zal wel is waar, daar het overzicht op het beeld niet zoo goed is, als in de natuur, bij de photogrammetrie hier en daar eenige punten te dicht bijeen kiezen, waardoor enkele als overtollig wegvallen, maar bij een geoefend personeel zal dat toch onbeteekenend wezen. Het in teekening brengen zelve gaat minstens even vlug als met een trans porteur (verondersteld, dat in beide gevallen 2 personen werkzaam zijn). De berekening der hoogte is bij de photogrammetrie wel is waar eenvoudiger, dan bij de tachymetrie, waar bovendien nog de distantie te berekenen valt, maar bij eerstgenoemde methode moeten eenige lengten uit de teekening en het beeld gemeten worden, zoodat de werkzaamheden wel ongeveer evenveel tijd zullen eischen. Is alzoo over 't geheel genomen de tijdbesparing gering, van meer beteekenis s het, dat bij gebruikmaking van de photogrammetrie eene aanzienlijke ver schuiving van werkzaamheden van het veld naar het bureau plaats heeft. Hierdoor vervallen eenige helpers, en dus eenige loonen, maar aan den anderen kant moet iets in rekening gebracht worden voor photographeeren, ontwikkelen enz. Het grootste gebrek van de photogrammetrie bestaat hierin, dat ze alleen bij een zeer gunstig terrein toegepast kan worden, en wanneer men toch eenmaal met den tachymeter buiten is, zal men om een klein ge bied niet licht tot eene andere methode overgaan, te meer daar bij ons de arbeidskrachten zeer goedkoop zijn. In sommige omstandigheden echter kan ze zeer nuttig wezen, b.v. wanneer het terrein door moerassigheid, onvastheid op berghellingen, steilheid, sneeuw en ijs of anderszins moeilijk begaanbaar is, of wanneer men bij het invallen van den winter nog vlug even eene op neming kan ten einde brengen door de rest van een paar stations uit te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 58