5
Hoewel het onderzoek naar de rechten en bevoegdheden des
vervreemders door de autoriteiten met het verlijden der akten belast
even als in het Oud-Hollandsch recht ingesteld, doch buiten
hunne verantwoordelijkheid, geen afdoenden waarborg geeft, wordt
er toch in Indië veel prijs op gesteld. Het publiek hecht zooveel
waarde aan de aldus verleden akten, „eigendomsbewijzen" genoemd,
dat het deze als pand voor schulden aanneemt, vermeenende, dat
de eigenaar daardoor buiten machte is zijn goed te verkoopen of
te bezwaren.
Nadert door deze wettelijke bepalingen en de houding van het
publiek het Indische stelsel meer tot het positieve dan het onze, in
sterkere mate is dit het geval met de wèl in werking getreden
art. 621 d 623 van het Ind. B. W. Hierin „wordt in hoofdzaak bepaald
dat ieder zijn eigendomsrecht op onroerende zaken, waarvan hij
bezitter is, zal mogen doen uitwijzen door den Raad van Justitie
binnen welks rechtsgebied die zaken gelegen zijn. De wijze van
procedeeren is geregeld in art. 800808 van het reglement op de
Burgerlijke Rechtsvordering in Nederlandsch-Indië. Nadat het vonnis
van uitwijzing, ter zake door den Raad van Justitie uitgesproken,
kracht van ^gewijsde heeft bekomen, zal het door of van wege den
verzoeker worden openbaar gemaakt. Het belangrijkste gevolg hiervan
blijkt uit art. 623 I. B. W., bepalende dat, wanneer de openbaarmaking
van bedoeld vonnis overeenkomstig de wettelijke voorschriften heeft
plaats gehad, de bezitter, in alle met derden over zoodanige goederen
plaats gehad hebbende handelingen, als eigenaar wordt beschouwd,
m. a. w. in dit geval zal de eisch, dien volgens velen het moderne
verkeer stelt, dat de vervolgbaarheid van zakelijke rechten op onroerend
goed zal beperkt zijn tot de tweede hand, ingewilligd zijn. Is zulk
een vonnis in de registers ingeschreven, dan kunnen derden hierop
volkomen vertrouwen. Het ontneemt den eigenaar volgens het
materiëele recht niet de bevoegdheid om de actie, bedoeld in art. 574
I. B. W, (629 N. B. W.) in te stellen tegen den bezitter, die door den
Raad van Justitie als eigenaar is erkend, maar wel tegen derden,
indien zij van dezen bezitter op geldige wijze zakelijke rechten op
het onroerende goed hebben verkregen." (blz. 99 en 100).
We hebben hier inderdaad te doen met het grondbeginsel van het
positieve stelselde öffentliche Glaube, de openbare geloofwaardig-