71
Vtiterholziier's Verjahrungslehre, Leipzig 1828.
Mr. W. P. Scheuer. Het grondbezit in de Germaansche mark
en de Javaansche dessa, Rotterdam 1885.
Mr. M. W. F. Treub. De civiel-rechtelijke verantwoordelijkheid
van den notaris, 's Gravenhage 1887.
Idem. Ontwikkeling en verband van de Rijks-Provinciale- en
Gemeentebelastingen in Nederland.
Mr. J. P. Sprenger van Eyk. Rijks- en gemeentebelastingen
in Nederland.
Mr. H. J. Hamaker. Het recht en de maatschappij, 's Graven
hage 1888.
Mr. H. L. Drucker. Begrip en dogma in de rechtswetenschap,
Haarlem 1889.
Dr. C. A. Schmidt. Der princïpielle Unterschïed zwischen dem
römischen und germanischen Rechte, Rostock 1853.
Mr. J. C. Naber. De vormende kracht van het Romeinsche recht,
Utrecht 1885.
Idem. De verhouding van het Romeinsche recht tot het heden-
daagsche, Utrecht 1889.
M. van den Bergh. De registratie-rechten, een schets voor
oningewijden, voorzien van een overzicht der wetgeving op de
registratie, Zutphen 1890.
W. Ekelens Cooke. Opgaaf van de wetten, besluiten, enz. die,
hetzij direct of indirect, in verband staan met het notariaat. (Pres.
ex. v. d. S.)
J. Stübben. Der Stadtebau, Darmstadt 1890.
Idem. Das Enteignungsrecht der Stadte bei Stadterweiterungen
und Stadtverbesserungen, Leipzig 1894.