7
De rechten op gronden in erfelijk bezit van de inlanders blijven
hier buiten beschouwing.
Is het kadaster van de aan Europeanen en vreemde Oosterlingen be-
hoorende gronden voldoende om het beginsel der specialiteit door te
voeren
De Schrijver gaat aan de hand van de bekende schrijvers het
ontstaan van het thans gereedgekomen eigendomskadaster van de
hoofdplaatsen op Java na. Over de technische zijde van het vraag
stuk kan hij, als te weinig deskundig, niet oordeelen, doch hij verlaat
zich op het oordeel van Kapitein de Bas en van den land
meter D. L. Warnsinck, chef der kadastrale opmetingen te
Soekaboemi, waar laatstgenoemde o. a. zegt: „Het is door de
boven medegedeelde wijze van behandeling mogelijk om ten allen
tijde, uitgaande van de onder den grond verzekerde punten, de
grenzen van een perceel met den thans bereikbaren hoogsten graad
van nauwkeurigheid te reconstrueeren. In elk geval met een graad
van nauwkeurigheid die hoogst voldoende moet worden geacht in
verband met de waarde van den grond, maar die natuurlijk niet
hoog genoeg kan genomen worden met het oog op eventueel te
verkrijgen grootere waarde van den grond 2)" (bl. 106, 107.)
Over de juridische beteekenis van het Indisch kadaster oordeelt
de Schrijver als volgt (bl. 110 a 116, 136, 137):
Dat dit eigendomskadaster, gelijk het thans ingericht is, rechtsgeldig zou
zijn heeft, bij mijn weten, nog niemand beweerd, en zal ook door niemand,
die eenigszins vertrouwd is met de eischen voor zoodanig kadaster, verkondigd
worden. Van eene contradictoire delimitatie, aan de opmeting voorafgaande,
ten einde zekerheid te krijgen dat wat de landmeter als grens op ging meten
en in kaart brengen ook in rechten als eigendomsgrens of als bezitgrens,
vatbaar om om verjaring in eigendomsgrens over te gaan, zou worden aange
merkt, is nergens sprake geweest. „Als grenzen" zegt de Heer Warnsinck
in zijn meergenoemd opstel „werden aangenomen de scheidingen die als zoo
danig door de eigenaren of huurders werden aangewezen, of wel die scheidin
gen welke zich als zoodanig voordeden" 3). Dientengevolge lijden de opmetingen
van het kadaster aan een organisch gebrek.
Theoretisch heeft het eigendomskadaster geene bewijskracht, practisch
Tijdschr. v. K. en L. I, blz. 14,1.
J) „Tijdschr. v. K. en L. X, p. 139 en 140."
T. v. K. en L. X, p. 140. Zie ook eod. VI, 242.