DE JONGSTE DISSERTATIE OVER GRONDBELASTING.
Hoewel de wetgever thans het schrijven eener dissertatie van onze
Nederlandsche juristen niet meer gebiedend eischt, blijven echter
velen het goede oude gebruik getrouw. Ja, men mag zelfs hopen,
dat, nu de formeele en uitwendige dwang is opgeheven, innerlijke
drang juist hen ertoe zal brengen een proefschrift in het licht te
geven, wien werkelijk iets op 't hart ligt, die over hun onderwerp
wat te zeggen hebben. Bij vermindering in aantal, kunnen deze
monographiën dus winnen in waarde.
Reeds deze algemeene overweging moet de belangstelling wekken
der vaklieden, wanneer, gelijk thans het geval was, een dissertatie
verschijnt over het Ontwerp-Pierson op de grondbelasting. Deze
belangstelling zal nog toenemen, wanneer men ziet, wie de schrijver
is. Want waarlijk, Mr. J. J. van Konijnenburg had een, zeker
ongezochte en alleszins billijke, maar bovenal gelukkige gedachte,
toen hij dit onderwerp koos en zoo, reeds op den omslag van zijn
werk, den lezers de beide, thans genoemde, namen gelijktijdig onder
de oogen bracht. De beroemde naam van den energieken oud
minister en die van den overleden raad-adviseur, van den vader aan
wiens nagedachtenis de Schrijver zijn werk mede opdroeg, behooren,
in zake grondbelasting, als het ware bij elkander en het zou moeilijk,
zoo niet ondoenlijk zijn twee andere namen te combineeren, welke
op dit gebied een zoo goeden klank hebben. Gelukkiger auspiciën
waren voor een proefschrift dus wel niet denkbaar, al behoorde moed
ertoe iets te publiceeren, waarbij, onwillekeurig, zulke hooge ver
wachtingen wordenopgewekt.
Met bescheidenheid is de titel gekozen als volgt: „De door
Mr. N. G. Pi er son voorgestelde wijziging in de wetgeving op
de grondbelasting, voorzoover deze de ongebouwde eigendommen
betreft." Metterdaad wordt echter veel meer gegeven, zooals trou-