99 aan den President als eene ontvreemding van 's Compagnies eigen dom op een „nietige en incompetente wijze" en gelastte, dat de grond weder moest worden teruggegeven. De Indische Regeering had echter reeds vóór de ontvangst voor dit schrijven maatregelen genomen om te beletten, dat het collegie van Heemraden voortaan zijn bevoegdheid zou overschrijven, daar zij reeds bij plakaat van 14 September 1731 Heemraden verboden had Compagnie's eigendom (speciaal gronden), zij 't ook bij wege van verkoop af te staan. Ook werd gelast voortaan geene publieke wegen en vaarten, zonder vergunning van de Hooge Regeering, te veranderen. Bij plakaat van 3 November 1730 werd het Collegie van Heem raden gemachtigd, ten overstaan van twee gecommitteerde leden en den secretaris, schuldbrieven en beleeningen op vaste goederen, ten behoeve van het collegie, te passeeren, waardoor de Heemraden- kennissen, dientengevolge, evenveel publiek geloof verkregen, als de Schepenen-kennissen. Het aantal landmeters werd in die jaren uitgebreid. Bij plakaat van 2 Mei 1732 werden drie adjuncten aan den land meter te Batavia toegevoegd. Het werk van den landmeter was „van soveel ommeslag" geworden, dat de adjuncten „wel benodigt waren en genoeg werk zouden kunnen vinden. Zij kregen eene provisioneele verbetering, ad f 16's maands, voor hun loopend verband. Bij plakaat van 17 September 1734 werd een tweeden landmeter te Batavia, op een traktement van f 32 's maands, aangesteld en bij dat van den 24sten dier maand aan den eersten landmeter 2/3, aan den tweeden 1/3 van het salaris toegekend voor het meten van landerijen en erven gelegen buiten de stad Batavia. Zooals zoo even bij de bespreking van de intrekking der zijde cultuur opgemerkt is, werden van alle zijden klachten aangeheven over de merkelijke prijsdaling der vaste goederen. Die toestand bestond al vele jaren. Reeds in 1718 hadden Weesmeesteren „de bezitters van lande rijen een aanmerkelijke som, met de uijterste moeijte en perijcul „des waerelds, doen opbrengen, dewijl deselve door verval in verre „na zooveel niet meer waardig waren, als Weesmeesteren daarop „gegeven hadden".

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1896 | | pagina 99