96
Doch, zoodra de bewaarder zijn kantoor verlaat en zijn mantel
voor eenigen tijd geworpen heeft op zijn beëedigden klerk, is deze
laatste gerechtigd om alle hiervoor genoemde zaken te doen.
En aan wien of waaraan ontleent hij dat recht?
Ja, dat is een raadsel, dat zelfs de instructie voor de ambtenaren
van het kadaster niet oplost.
Maar 't gaat al sinds jaren zoo en niemand verzet er zich tegen
en de autoriteiten letten er niet op, of knijpen de oogen toe.
Doch het publiek, dat buitenaf staat, vraagt„hoe is zoo iets
mogelijk?"
De bewaarder benoemt en ontslaat, na machtiging van den
Minister den concierge van het gebouw, waarin zijne kantoren zijn
gevestigd.
En zoo doet het geval zich voor dat de betrekkingen van concierge
en beëedigd klerk door denzelfden persoon vervuld worden.
De bewaarder gaat met verlof, voor weken of maanden en draagt
zijne werkzaamheden over aan den beëedigden klerk en in die
werkzaamheden wordt ook maar stilzwijgend begrepen al wat het
kadaster betreft.
Hoe de ambtenaren van dit dienstvak zulks vinden, daarnaar
wordt niet gevraagdingenieurs-verificateur en landmeters mogen
toezien; de eersten krijgen kennisgeving, de laatsten weten, officieel
althans, niets van deze overdracht.
Men wil beweren, dat dit alles geschiedt op grond van art 17
van meergenoemd K. B. van 1828.
Zou dit werkelijk die bedoeling gehad hebben?
Maar dit kan immers niet, waar, zooals we boven reeds zagen, in
1828 nog van geene geregelde kadastrale werkzaamheden aan eene
bewaring sprake kon zijn.
Niets anders kan men daarmede op het oog gehad hebben als
den beëedigden klerk in de plaats van den bewaarder te doen op
treden, voor zoover zijn finantieel beheer betrof en zijn verantwoor
delijkheid tegenover den staat en het publiek.
Volgens art. 83 I. K. regelt de bewaarder, onder toezicht van
den ingenieur-verificateur, de kadastrale werkzaamheden aan zijn
kantoor.
De ingenieur-verificateur verzekert zich door herhaald bezoek