97 (art. 84 I. K.) van den geregelden gang van de dienst aan elk kantoor. En nu kan de bewaarder er maar uittrekken, zijne werkzaam heden, het kadaster inbegrepen, aan zijn beëedigden klerk overdragende, zelfs zonder dat hierop de goedkeuring van den ingenieur-verificateur gevraagd is. Wat moet men denken van zulk een toestand: hoe moet het publiek oordeelen over de waarde van een vak, waarmede zoo kan gesold worden? De bewaarders worden in de I. K. genoemd onder de ambtenaren va7t het kadasterzij staan in rang beneden den ingenieur-verificateur, die hoofdambtenaar is; zij moeten aan den ingenieur-verificateur alle inlichtingen verschaffen, die hij van hen vraagt; zij zijn volgens art. 16 I. K. verplicht zich te gedragen naar de hun, door het bestuur, gegeven instructiën en de, op die instructiën steunende, voor schriften der boven hen gestelde ambtenaren. Hoe rijmt nu met het hierboven aangehaalde art. 83 I. K. de vrijheid, die hun gelaten wordt om hunne werkzaamheden, ook wat het kadaster betreft, maar over te dragen aan den beëedigden klerk, die bij den ingenieur-verificateur geheel onbekend kan zijn? Zoo zouden nog tal van vragen kunnen gedaan worden. Doch het antwoord wij weten het wel zou alleen kunnen zijn, dat dit alles voortspruit uit de onmacht, waarin het kadaster verkeert, uit de lamheid, waarmede het geslagen is omdat het nimmer eene afzonderlijke afdeeling mocht uitmaken van het Ministerieel departement. Waar alle macht in handen is van de registratie, past deze wel zorgvuldig op dat de hoofdambtenaren van het kadaster zelfs geen woord hebben mede te spreken, ook in de belangrijkste aangelegen heden van het vak, dat aan hunne zorgen is toevertrouwd. Hunne adviezen worden niet gevraagd of ongevraagd, zij het met nog zooveel bescheidenheid ingediend eenvoudig ter zijde gelegd. Als het kadaster eens zelfstandig mocht optreden, als eindelijk eens de staat van onmondigheid werd opgeheven, waarin het nu toch waarlijk lang genoeg heeft verkeerd, zoodat het vrij zich kon bewegen en zijne wieken uitslaan, dan zou zeker bij al de grieven,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1897 | | pagina 101