98
die er bestaan, onder al de tekorten, die moeten aangevuld worden,
het hierboven besprokene in de eerste plaats veranderd en verbeterd
worden.
En zoolang dit nu nog niet kan of mag geschieden, zou toch
zeker een niet zoo bizonder ingrijpende maatregel behoeven genomen
te worden, dat voortaan, wanneer de bewaarder, in zake het ka
daster moet worden vervangen, dit op andere wijze geschiedt, dan
zooals nu maar stilzwijgend wordt toegelaten, op grond van een
artikel van een oud Koninklijk besluit, dat, naar ik meen aangetoond
te hebben, nooit die bedoeling gehad heeft en eene rechtmatige
ergernis oplevert voor alle ambtenaren van het kadaster.
J. W. van Buren Lensink.