Militaire YorkGiiniri ^bji Minister Pierson over het rechtsgeldig kadaster. Het is reeds meer dan 20 jaren geleden, dat wij onze studiën aanvingen over de beteekenis die het kadaster kan hebben voor de rechtszekerheid van den grondeigendom. Natuurlijk heeft onze zienswijze, sinds de eerste vrucht van die studie werd neergelegd in een drietal artikels in de Economist (Mei- Juli 1881), zich in enkele opzichten gewijzigd. Aan de grond gedachte evenwel hebben wij vastgehouden, en toen ons 13 jaren geleden de redactie van dit tijdschrift werd aangeboden, maakten wij van de schoone gelegenheid gaarne gebruik om voor ons denkbeeld te ijveren. Door den steun van alle zijden verleend werd de over tuiging weldra algemeen dat aan een rechtsgeldig kadaster, d. i. een kadaster „met bewijskracht omtrent de grenzen der perceelen" de toekomst behoort. Ernstige bestrijding vond dit beginsel sinds jaren niet meer, de Vereeniging voor kadaster en landmeetkunde maakte het tot het hare, de vergadering der Nederlandsche Juristen-Vereeniging erkende in 1893 de juistheid ervan met nagenoeg algemeene stemmen. Zóo ging het niet alleen hier te lande, alle tijdschriften en andere werken over het onderwerp, die uit den vreemde tot ons kwamen, ademden denzelfden geest. Alleen in zoover was er onderscheid, dat ginds de hand aan den ploeg werd geslagen, niet alleen bij onze oostelijke buren, maar overal, nu onlangs ook in Frankrijk, terwijl we hier te lande maar steeds riepen: Zuster Anna, ziet ge nog niets komen Doch hoort, daar klinkt geheel onverwacht een stem, die ons waarschuwt: Gij zijt op een dwaalweg! Wat gij verlangt is ver keerd het bestaande kadaster moge zijne bezwaren hebben, het voldoet aan alle behoeften. Gij meet die bezwaren te breed uit, terwijl gij die van uw eigen stelsel voorbij ziet. Ware het een der veteranen van het vak geweest die ons dat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1897 | | pagina 111