Ill
Ter staving van deze bewering beroept de Minister zich op het lid
(thans voorzitter) van den Hoogen Raad, Mr. F. B. Coninck
Liefs ting, op den notaris A. Moll en op het fransche par
lement.
Inderdaad sprak eerstgenoemde bij de beraadslagingen in 1893
in de vergadering der Nederlandsche Juristen-Vereeniging over het
bewijs van het kadaster, erkende het als „bewijsmiddel", maar wees
elk „absoluut bewijs van het kadaster" af. (Hand. Ned. Jur.-Vereen.
1893, II, bl. 26 d 28.
Evenzoo zegt de Minister: „ons kadaster is bewijsmiddel, al is het
niet afzonderlijk als zoodanig in het B. W. genoemd".
Als twee hetzelfde zeggen, is het nog niet hetzelfde.
In eigendomstitels is dikwijls het eenig verband tusschen rechts
subject en rechtsobject, tusschen verkrijger en perceel gelegd door
vermelding van het kadastraal nommer. Om dan uit te maken welk
perceel bedoeld is, moet men natuurlijk de kadastrale kaart raad
plegen, die kaart is dus bewijsmiddel, zooals Mr. Coninck Liefs ting
terecht opmerkt.
De kaart doet bij het zoeken van bedoeld perceel dienst als
illustratie, als schets van het terein. Is het gelukt, dat perceel door
vergelijking van kaart en terrein te vinden, dan rijst een tweede,
veel lastiger vraag: welke zijn nu de grenzen van dit perceel? Om
dit uit te maken is de kaart bewijsmiddel, zegt de Minister, en komt
met deze meening in conflict met al onze juristèn.
We zouden ons op vele rechterlijke en andere uitspraken kunnen
beroepen, we bepalen ons tot de volgende aanhaling uit het helder
betoog van Mr. Hamaker (Rechtsg. Mag. 1893 blz. 427): „Dat
„dit kadaster op de rechten en verplichtingen der bijzondere personen
„onderling geen invloed hebben kan, behoeft geen betoog en is dan ook
„onder deskundigen algemeen erkend: het heeft, gelijk men zegt,
„geen bewijskracht, noch ter aanwijzing van den rechthebbende, noch
„ter vaststelling van de grenzen Al was het kadaster veel
„nauwkeuriger dan het is, het zou toch tusschen de bijzondere per
sonen onderling geenerlei werking mogen oefenen wegens de wijze,
„waarop het is opgemaakt en wordt bijgehouden. Het is het product,
„niet van de samenwerking, de overeenkomst van belanghebbenden of
„van na het hooren van beide partijen gegeven rechterlijke beslissingen,