122
Denkt men zich namelijk uit Da Db Da) en Dbl loodlijnen neergelaten op
lijn CC, die bij het vouwen het blad in twee gelijk en gelijkvormige deelen
zou verdeeld hebben en die evenwijdig is aan AA, en BB, dan gaan die
loodlijnen door dezelfde punten Dc en Dc, van lijn CC, en heeft men de
vergelijkingen
Da Dc Db Dc en Da, Dc
Dbl Dc,
Had men ook ongeveer in E (fig. 2) door de beide bladhelften een gaatje
gestoken, dan zou de verbindingslijn Ea Eb (fig. 1) evenwijdig zijn geweest
aan Da Db en Da, Db, en loodrecht op AA, BB, en CC,.
De theorie welke aan deze handelwijze ten grondslag ligt, bracht er mij
toe, deze ook toe te passen voor de constructie der twee hoofdassen van
een ruitennet.
Men bepaalt bij benadering de
plaats der beide assen, bijv. MM,
JL FF, (fig. 3) en zet uit het snij
punt S naar M en M, ongeveer
-Mi gelijke afstanden SX en SX, uit.
Daarna buigt men het blad zoo
danig om, dat de punten X en
X, elkander nagenoeg bedekken,
waarna de onveranderde ligging
van het blad door eenige zware
voorwerpen wordt verzekerd.
Steekt men thans dicht bij X het gaatje x (fig, 4), eveneens zoo dicht mogelijk
bij de lijn die op de vouw zou liggen in a
en b gaatjes door het papier, legt het blad
weder plat, dan heeft men (fig. 3) de punten
xx, aa, en bb, welke paarsgewijs op gelijken
afstand liggen van de vouwlijn ff,.
Overigens is aa, bb, xx, X ff»-
Deelt men met passer of biseau-schaal aa,
en bb, middendoor, dan vindt men de as ff,
loodrecht staande op xx,. Deze beide lijnen
stellen de twee hoofdassen van het ruitennet
voor, welke aan nauwkeurigheid niets te wenschen overlaat.
Ter controle kan men ook in c en d (fig. 4) nog gaatjes prikken. De lijn
ff, moet dan ook cc, en dd, (fig. 3) in <p en y>, juist middendoor deelen.
Deze handelwijze heeft zich bij landmeters en teekenaars aan het geodetisch-
technisch bureau van de General-Commission te Düsseldorf ingeburgerd als
zijnde zeer praktisch.
Ten slotte volge hier nog de beschrijving van eene doelmatige wijze om
het net verder te construeeren.
Fig. 4.