129 wordt aangevangen, geen enkel artikel van den Code Civil aangeroerd. (Zie hierover het slot van het volgend opstel.) Hoewel men dus elders het kadaster met bewijskracht ingevoerd heeft, of tot de invoering overgaat, beweert de Minister, dat „het 5l30}ennen van bewijskracht aan het kadaster, voor zooveel betreft de grenzen der perceelen in verband met het contradictoir vaststellen dier grenzen, betreft een vraagstuk, waarvan verschillende onderdeden nog niet tot oplossing zijn gebracht." Welke onderdeden worden hier bedoeld? Toch zeker geene waarvan regeling bij wet noodig is. Regeling der technische en administratieve uitvoering behoort bij de wetgevende macht niet thuis, doch behoort te geschieden bij maatregelen van algemeen bestuur en men zou de bekwaamheden der nederlandsche ambtenaren miskennen, met te onderstellen, dat zij niet in staat zijn het voorbeeld, door andere landen gegeven, te volgen, en hun voordeel te doen met de ervaring, daar opgedaan. Het onderwerp is overigens niet nieuw en het heeft dus niet aan tijd ontbroken om het van alle zijden te bekijken. Reeds ten tijde der Pharaos bestond een rechtsgeldig kadaster in het Nijldal en sinds dien tijd is het de beschaving op den voet gevolgd1). De wetenschap, de landmeetkunde, welke er bij in toepassing wordt gebracht, is internationaal en heeft in deze eeuw groote vorderingen gemaakt. De hoogte, waartoe de nauwkeurigheid der daarbij gebruikte instru menten in den laatsten tijd is opgevoerd, grenst aan het ongeloofelijke. Door een en ander is het gemakkelijk geworden, de metingen zoo danig uit te voeren, dat grove fouten worden voorkomen en onver mijdelijke fouten binnen zoo enge grenzen worden gehouden dat zij praktisch van geen belang zijn. I. Boer Hz. x) Er is waarheid in de bewering, ik meen van Rousseaudat de beschaving van een volk kan worden afgemeten naar zijn kadaster.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1897 | | pagina 135