14
Onder dit bedrag is dus begrepen hetgeen de landmeters voor den kantoor
dienst uit de opbrengst hebben genoten. Bij de Memorie van Toelichting
werd op niet meer dan f 45 000 per jaar gerekend. Dit geschiedde uit
voorzichtigheid.
De mogelijkheid is niet uitgesloten dat de opbrengst hooger zal zijn en
dat dus de geldelijke lasten van het ontworpen plan reeds dadelijk zullen
dalen. Geleidelijk dalen zij in elk geval als zij, die verhoogde toelagen uit
de opbrengst van het particulier werk trekken, als landmeter aftreden of naar
de boven ontwikkelde regelen hunne aanspraken op toelagen verliezen.
Art. 38 cc. Het in het Voorloopig Verslag medegedeelde feit was den
Minister onbekend. Er wordt onderzocht, in hoever daaruit eenig bezwaar
kan voortvloeien.
De Minister van Finantïèn,
Sprenger van Eijk.
Beraadslaging in de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
14 December 1896.
De heer van Bylandt (Apeldoorn)Mijnheer de VoorzitterDe quaestie
van de regeling der traktementen van de landmeters is in de gewisselde
stukken breedvoerig behandeld. De Memorie van Antwoord geeft mij aan
leiding op een enkel punt terug te komen. De Minister vraagt namelijk,
waarom voor de landmeters lste klasse eene loonsverhooging tot f 2500 niet
even goed zoude zijn als tot f 2600. Ik antwoord daaropomdat f 2600
noodig is, wil men aan sommigen in plaats eener verhooging geene vermin
dering toekennen. De Minister weet, dat het gemiddelde traktement van
een landmeter lste klasse bedraagt f 2657ergo verliezen die ambtenaren
dus nu minstens f100, wat ook door den Minister wordt erkend.
De Minister bedenke tevens, dat deze ambtenaren in den laatsten tijd ook
door de bedrijfbelasting zijn getroffen.
De Minister heeft de regeling gemaakt vooral om te gemoet te komen aan
de financieele belangen der jongere landmetersdoch ik acht eene regeling
niet billijk wanneer de jongeren worden geholpen ten koste van de ouderen.
Nu weet ik wel dat het maken eener regeling moeilijk was; de zaak is wat
bedorven doordat in 1881 en 1882 een groot getal adspiranten benoemd is;
maar ik kan den Minister wel de verzekering geven, dat de jongeren, die