150
l3,e klasse zijn nog betrekkelijk jong en die der 2de klasse staan in leeftijd
met genoemde oude landmeters gelijk.
Deze leden gaven in overweging de oude landmeters der 3de klasse in de
hoogste categorie hunner klasse te brengen met een traktement van 1600,
eene in verband met hun leeftijd bescheiden belooning. Zoodoende komt er
eenig verschil in bezoldiging tusschen hen en de jongste landmeters hunner klasse.
De verhooging zou eene uitgave vorderen van 3600, een bedrag, dat
echter bij elke bevordering minder wordt en bij bevordering van den laatste
geheel van de Staatsbegrooting verdwijnt. Eene rationeele oplossing is
gelijk gezegd slechts te bereiken door opklimming naar het aantal dienst
jaren. In afwachting hiervan ware de positie der hierbedoelde landmeters
op de voorgestelde wijze te verbeteren.
ij. Ook deze verhooging wenschten sommigen nader te zien toegelicht.
Anderen vroegen naar aanleiding van het bij den Minister van Financiën
ingekomen adres der teekenaars van het kadaster, of er geen termen bestaan
om aan de wenschen van adressanten tegemoet te komen.
aa. Ook van deze verhooging werd nadere motiveering verlangd.
Memorie van Antwoord.
Art. 38, letter s. De tegenwoordige bezoldiging der ingenieurs-verificateur
van het kadaster, waarvan velen reeds 20 jaar in dien rang dienen, staat
niet in verhouding tot de uitgebreidheid en het gewicht van hun werkkring
en evenmin met de traktementen van andere hoofdambtenaren van gelijke positie.
Art. 38, t, u) v, vbis. De ondergeteekende is in het algemeen geen tegenstander
van geregelde opklimming naar dienstjaren, schoon hij dit stelsel voor kleine
korpsen van ambtenaren verkieslijker acht dan voor groote. Bij toepassing
op groote korpsen brengt het veel onregelmatigheden te weeg in de uitgaven.
Wat daarvan zij, het schijnt hem minder gewenscht om thans opnieuw de
inkomsten der landmeters te regelen, nadat die eerst ten vorigen jare over
eenkomstig de wenschen der Tweede Kamer geregeld zijn. Deze regeling
heeft aan 112 van de 169 landmeters (1897 vergeleken met het gemiddelde
der jaren 18911895) eene vermeerdering van inkomsten verschaft van
24213, en het waren bovenal de laagst bezoldigden, die het meest werden
bevoordeeld. Van de 69 landmeters, wier vaste traktementen 900ƒ1400
bedroegen, vielen 67 in de verhooging; van de 55, wier vaste traktementen
ƒ1800 bedroegen, slechts 36; van de 45, wier vaste traktementen 2200
bedroegen, niet meer dan 9. De in het Voorloopig Verslag aangewezen
schaduwzijden der nieuwe regeling zal de ondergeteekende niet loochenen j
doch naar zijne opvatting is deze de voornaamste, dat de inkomsten van