17 Met die ingewikkelde berekeningen, met dat samenstel van toelagen, waar van thans niet minder dan drie soorten te onderscheiden vallen, en waarin alleen een geduldig cijferaar den weg kan vinden, wordt niets meer bereikt dan dat de abnormale toestand dragelijker wordt. Ook op 's Ministers bij de Memorie van Antwoord gewijzigd voorstel past nagenoeg ongewijzigd de vergelijking gemaakt in het Voorloopig Verslag, bladz. 8 onderaan „Bij de bestaande formatie zou onder normale omstandigheden de land meter, bij bevordering tot 2de klasse, gemiddeld 12 en bij bevordering tot lste klasse gemiddeld 24 dienstjaren hebben. Onder de tegenwoordige abnormale omstandigheden heeft echter de bevordering tot de 2de klasse na gemiddeld 19 k 20 jaren, die tot de Ist8 klasse na gemiddeld 30 k 31 jaren plaats, op leeftijden, respectievelijk tusschen 38 en 54 en tusschen 52 en 62 jaar. Bij de voorgestelde regeling zullen die dienstjaren respectievelijk ge middeld 18 en 28 bedragen en de leeftijden 38 tot 52 en 51 tot 61 jaar. „In het ongunstigste geval zal dus de landmeter, tot den leeftijd van 52 jaar een maximum traktement van 1600 genieten met eene toelage van ƒ50 (thans f 150) en tot 61 jaar een maximum van f 2000 met eene toelage van f 75." De nadere regeling bij de Memorie van Antwoord kan slechts de over tuiging bevestigen dat eene regeling naar dienstjaren de eenig billijke zou zijn en de tegenwerping dat daardoor een „precedent" zou worden gesteld mist in zoover kracht als: a. reeds dergelijke regelingen zijn gemaakt voor: Inspecteurs directe belastingen, officieren van gezondheid, alle officieren na 15 dienstjaren, ingenieurs van den waterstaat, enz.; b. bij de meeste andere vakken bevordering in rang of klasse gepaard gaat met verandering van werkkring of van standplaats, wat bij de land meters niet het geval is. Was het voorstel bij de Memorie van Toelichting geheel onaannemelijk, het gewijzigd voorstel bij de Memorie van Antwoord geeft eene verbetering en kan daarom als eene voorloopige regeling geaccepteerd worden. Het zij mij echter vergund op te merken dat deze regeling den Staat niet onbeduidend méér kost dan met eene goede regeling naar dienstjaren op den duur het geval zou zijn. Ten aanzien van het bedrag bij eene bezoldiging naar dienstjaren nog dit. In het Voorloopig Verslag zijn verschillende regelingen besproken en cijfers gegeven aan het slot waarvan voorkomt: „Men stelde er prijs op 's Ministers oordeel omtrent deze regelingen te vernemen." De Commissie van Rapporteurs was, toen ze het Verslag stelde, van meening, dat de heer Minister over voldoende gegevens en cijfers be schikte om de juistheid of onjuistheid der gegeven cijfers te controleeren. Niettegenstaande door de betrokken ambtenaren in een ons, na het uit komen van het Voorloopig Verslag, toegezonden brochure, over de verschil-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1897 | | pagina 17