21 Wat de 6 jongsten betreft, deze zijn stellig wel tevreden; voor hen wordt het jaar 1896 geen ongelukkig. Het verschil, dat er blijft met den normalen toestand nu vermindert; de normale toestand zou eenigermate genaderd kunnen worden door eene kleine wijziging, die tevens eene afronding der totalen zou ten gevolge hebben van de cijfers in het staatje op bladz. 12 der Memorie van Antwoord. Brengt men namelijk het vast aandeel in het particulier werk voor al de bovenbedoelde landmeters op f 100, dan heeft dit eene verhooging tengevolge van f 25 voor 55 landmeters 2de klassef 1 375 f 50 48 3d* t> 2 400 Totaal f 3 775 zoodat de totalen dan worden: f 2500 voor een landmeter l3te klasse; f 2100 2de klasse in plaats van f 2075; f 1600 1800 3de klasse in plaats van f 1550 h f 1750. Het zou, dunkt me, niet meer dan billijk zijn dat de vaste toelage want dat wordt het vaste aandeel in het particulier werk voor allen, de nos. 1 tot 158, gelijk werd, omdat van allen dezelfde diensten voor aat werk worden gevorderd. Nu weet ik wel, dat op dit oogenblik de verdeeling niet aldus plaats heeft, doch dit is geen afdoend bezwaar, waar in de Memorie van Toelichting zelf wordt gezegd, dat de opbrengst van het particulier werk niet altijd op dezelfde wijze aan de landmeters ten goede kwam. Daar toch leest men: „Vroeger was het betaalde ten voordeele van den landmeter die het werk verrichtte. Sommige inkomsten stegen daardoor bovenmatig. Toen is bepaald, dat het werk tusschen de landmeters van dezelfde bewaring zóó zou worden verdeeld, dat ieder hunner ongeveer even veel inkomsten daaruit zou genieten. „Nog later werd bepaald, dat de opbrengst van het particulier werk onder de landmeters in dezelfde divisie naar evenredigheid van het traktement zou worden verdeeld; die verdeeling geschiedt ieder kwartaal door de ingenieurs verificateur; de hypotheekbewaarders, bij wie de opbrengst gestort is, keeren daarnaar aan iederen landmeter zijn aandeel uit. „Ook daardoor is de zaak nog niet naar behooren geregeld. Zooals de heer de Ras in de Zitting van de Tweede Kamer uiteenzette, verhindert de bestaande regeling niet dat de landmeters in de verschillende divisien zeer ongelijke inkomsten genieten". Waarom zou het vaste aandeel nu dan niet gelijk kunnen worden gesteld? Door mijn voorstel wordt het tevens mogelijk een deel van het ingewikkelde der regeling te doen vervallen. Indien het vaste aandeel voor allen gelijk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1897 | | pagina 21