24
Want een toestand zoo zonderling en verward als dien wij tegenwoordig
hebben op het punt van de inkomsten van de landmeters van het kadaster,
is, geloof ik, zonder voorbeeld, en ieder die de hand maar uitsteekt om
daar eenige verandering in te brengen, loopt dadelijk gevaar een brandnetel
te ontmoeten, en wel dien van gekwetste particuliere belangen.
Waarom is die toestand zoo verward en gecompliceerd? Dat zit in het
zoogenaamde particuliere werk. De wijze waarop dat tegenwoordig geregeld
is brengt mede dat de een, die precies evenveel doet, even knap, even ijverig
is, in één woord die geheel in dezelfde omstandigheden verkeert als de ander,
veel minder krijgt dan die ander. En dat hangt geheel en al af van de
plaats waar hij gevestigd is. Als die plaats het behoeft niet altijd eene
groote of dure plaats te zijn, het kan ook eene heel kleine plaats wezen toe
vallig ligt in het ressort van den eenen ingenieur-verificateur, dan krijgt hij
bijv. 5- 600 gulden meer, dan wanneer zijne standplaats ligt in het ressort
van een ander ingenieur. Langzamerhand is de toestand zoo geworden
dat ik heb het ondervonden het een geweldige toer is om zich daaruit
te redden, en ik begrijp levendig dat menigeen die de zaak ter hand nam,
haar heeft laten liggen, haar gelaten heeft zooals zij was.
Ik heb gemeend dat ik mij aan deze lastige zaak niet mocht of kon ont
trekken. En had ik nog eenigen prikkel noodig gehad om de hand aan het
werk te slaan, dan zou het zijn geweest de aandrang, die ook wel eens in
deze Kamer is gebezigd. Ik heb mij gevleid dat de aanvraag van het geld
bij deze Kamer wel in goede aarde zou vallen. Maar hoe ik mijn best ge
daan heb, het is mij nog niet gelukt om iedereen te bevredigen. Nu kan
volgens het oude spreekwoord Jupiter dit zelfs niet en niemand zal mij als
eisch stellen om iedereen te bevredigen. Maar ik ben toch, geloof ik, al
een heel mooi eind op weg gekomen. Wel zijn er nog menschen buiten de
Kamer en ook leden in deze Kamer, die zeggen: gij hadt een ander systeem
moeten kiezen. Ja, Mijnheer de Voorzitter, dat is best mogelijk, alles heeft
zijn voor en zijn tegen, maar ik heb naar mijn beste weten dit systeem
gekozen en niet dat van periodieke traktementsverhooging naar de dienst
jaren. Er zijn toch tegen dat laatste stelsel niet geringe bezwaren. Het
behoort tot de kleine geheimnissen van den dienst, welke gevolgen het heeft,
dat alle ambtenaren van 'een korps opklimmen ook zonder dat er een uitgaat.
Dat werkt niet altijd heel gunstig. Er zijn zoo van die zaken die men in
het publiek niet haarfijn uiteen kan zetten, maar waarop men toch moet letten.
En dan is het ook geen gebruikelijk stelsel. Het bestaat wel hier en
daar ik laat nu den militairen dienst daar, waar de traktementen be-
heerscht worden door geheel andere regelen dan in den civielen dienst. En
ik geloof niet dat de begrooting er van zou profiteeren indien men naar
gelijkstelling ging streven; het is ook niet noodig. Maar, zegt men, gij hebt
dat stelsel toch ook in den civielen dienst. En dan noemt de heer Smeenge