26
gloed van zijne overtuiging sinds zoo vele jaren nog niet bekoeld is daar
aan breng ik hulde.
Wij staan dicht bij elkander; er is nooit een Minister van Financien ge
weest, die zoo dicht bij den heer Sm een ge gestaan heeft, als ik thans de
eer heb te doen. De geachte afgevaardigde zeide, dat de wondeplekken
grootendeels zijn verdwenen, dat de abnormale toestanden vrij dragelijk ge
worden zijn. Ik geloof dat hij zich wel iets krachtiger had kunnen uit
drukken en had kunnen zeggen, dat de wondeplekken thans verdwenen zijn.
De geachte spreker zegt zelfs, dat de toestand voor velen gunstiger wordt
dan zij hadden durven verwachten.
Dat is toch nog al sterk gezegd en ik geloof dus dat wij die zóó dicht
bij elkander staan niet langer met elkaar behoeven te twisten. Als hij zegt,
dat de aard van het particulier werk zoodanig is dat het land er toch ook
bij profiteert, dan ontken ik dat niet, want ik meen dat zelf op den voor
grond te hebben gesteld. Waar hij zegt dat verrichten door de landmeters
van particulier werk noodig is en ik verklaard heb dat het onmisbaar is,
daar behoeven wij over dat punt niet te vechten. Als hij zegt, dat het dalen
van de opbrengst, door de Regeering veroorzaakt, niet kan komen ten nadeele
van de landmeters, dan zeg ik: natuurlijk, als de Regeering maatregelen
neemt, om te bewerken dat het particulier werk veel minder opbrengt, wie
zou er dan aan denken het deficit ten laste van de landmeters te brengen?
Maar dat is een casus non dabilis en daarover maken wij ons niet warm,
waar wij nog met zoovele andere, meer practische gevallen te doen hebben.
De geachte afgevaardigde heeft gevraagd of de berekeningen in eene
brochure opgenomen omtrent de uitkomsten van betaling naar diensttijd correct
zijn Ik heb geen reden om te meenen dat die berekening incorrect is, maar
voor de cijfers instaan kan ik niet, want, daar ik het stelsel niet wilde voor
stellen, heb ik de détails er van niet in bijzonderheden nagegaan.
Dan besprak de geachte afgevaardigde nog een landmeter, die in een zeer
bijzonder geval verkeerde. Er werd gevraagd of die man gestraft is ge
worden, omdat hij te Delft examen heeft gedaan.
De geachte spreker weet wel beter; het zal niemand invallen dat aan den
man kwalijk te nemen, het is juist iets wat steeds wordt geapprecieerd en
tot aanbeveling strekt. De man verkeert echter in het bijzonder geval, dat
hij laat in dienst is gekomen en dat hij precies op de grens staat. Onge
lukkiger wijze is hij aan den eenen kant van de grens ingedeeld en nu zegt
de geachte spreker: plaats hem aan den anderen kant. Dat zal gebeuren.
Toen die grens getrokken werd, was de aandacht niet gevallen op de bij
zondere omstandigheden van dien man; nu dat wel het geval is, zal hij ver
huizen naar den anderen kant.
De geachte spreker heeft ook een amendement voorgesteld.
Dat amendement werd heel warm ondersteundde handen gingen naar