39 verbeteringen in vorm en ligging der perceelen x) voor een eventueele latere hernieuwing te behouden, hem dan niet zeer dikwijls doen besluiten tot afwerking over te gaan? Ik geloof en vrees van ja, want eene andere keuze, een midden weg, is hem niet overgelaten. \ertraging van den hoofdarbeid en overlading met vervolgen van minuutplans zal hiervan het gevolg zijn. Mijne voornaamste grieven tegen genoemde afwerking zijn deze: 1°. Is zij tijdroovend en niet altijd zonder onderzoek in loco volledig uit te voeren. Bijv. bij het kleuren van gedeeltelijk hermeten dijken, waarvan de kruinen niet op de betrekkelijke hulpkaart voorkomen en van gewijzig de afscheidingen der plaatselijke benamingen, bij het in inkt zetten van landwegen, voetpaden, enz. 2°. Vermindert zij, tengevolge der aangebrachte kleuren, de waarde van het plan als grondslag voor de aftrekken. Dit kan echter, wat de blad- en blokgrenzen betreft, worden vermeden door eene telkens Onderbroken afkleuring op kleinen afstand van de inktlijnen. Het inkleuren van in grijs getrokken perceelen zal steeds nauwkeurig aftrekken bemoeilijken. 3°. Noodzaakt zij den landmeter voor den velddienst om, in plaats van 2, geregeld 3 bladen bij het opmaken der metingstukken te gebruiken. Zonder het minuutplan kan hij van de suppletoire perceelen de meeste oorspronkelijke grenzen niet onderkennen. 4°. Sluit zij in zich het gevaar, dat, na verloop van korten tijd, als er weer veranderingen op het bijblad zijn bijgewerkt, de minuut stand op de hulpkaarten zal afgetrokken worden van eene kopie van een kopiezijnde het bijblad of 2e vervolg van het minuutplan. Laat ik enkele voorbeelden kiezen van bijbladen, die hoogstwaar schijnlijk tot le vervolgen zouden worden afgewerkt en waarvan ik liever op eenvoudiger manier de waarde zou willen verzekeren. Als eerste: een sterk geparcelleerd blad, op de schaal van 1 a 2500, van 50 d.M2. teekening, waarvan circa 2 d.M2. wordt in genomen door de kom van een dicht aaneengebouwd dorp. Nage noeg al de perceelen in die bebouwde kom zijn suppletoir, terwijl Elke kaarteering is eene verbetering; ware dit niet zoo, dan zou met aftrekking kunnen worden volstaan.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1897 | | pagina 41