5
zal hij bij zijne bevordering slechts ƒ1800 75 ƒ1875 ontvangen en
derhalve pl. m. 150 achteruitgaan.
Waar nu de Minister den landmeters hunne tegenwoordige inkomsten uit
particulier werk voor het grootste deel wil ontnemen, ten einde de kosten te
dekken eener, zijns inziens, overigens betere regeling hunner positie, wenschten
sommigen der leden hier aan het woord, te doen opmerken dat wanneer de
Staat de positie zijner ambtenaren wil verbeteren, hij dit uit eigen middelen
behoort te doen, al leidt dit dan ook tot eenige verhooging der begrooting.
Niet alleen zullen in dit geval feitelijk de landmeters zeiven met het grootste
deel der kosten van deze regeling worden bezwaard, doch waarschijnlijk zal
de Staat zich zelfs niet eens eene meerdere jaarlijksche uitgave van 1525
hebben te getroosten. (Memorie van Toelichting, bladz. 4). Veeleer zal de
opbrengst van het particulier werk 's Ministers raming overtreffen, zoodat niet
alleen bovenstaand bedrag van ƒ1525 daaruit zal worden bestreden, doch
bovendien nog winst zal worden behaald. Immers waar in de laatste 5 jaren
die opbrengst gemiddeld ƒ49000 per jaar heeft bedragen, is het niet aan te
nemen, dat zij voortaan jaarlijks ƒ4000 lager zal zijn. Integendeel men
mag verwachten, dat zij stijgen zal.
Naar aanleiding van het voorkomende in de Memorie van Toelichting
omtrent de grootere uitgebreidheid van het personeel met het oog op het
particulier werk en de daarvoor vereischte hoogere uitgaven voor traktementen,
werd door deze leden nog opgemerkt, dat het particuliere werk zeer zeker
voor een groot deel aan den dienst van het kadaster ten goede komt, omdat
het niet zelden metingen uitspaart, die anders ambtshalve zouden moeten
geschieden. Derhalve kan zelfs van de landmeters, die aan de drukke
kantoren zich uitsluitend aan het particulier werk wijden, niet gezegd worden,
dat zij daardoor aan den kadastralen dienst worden onttrokken. Het parti
culier werk is ongetwijfeld een correctief tegen de gebreken, die het kadaster
aankleven, waardoor deze minder worden gevoeld. Verschillende verbeteringen
van kadastrale plans zijn het gevolg van particuliere metingen en zijn dus
eigenlijk door het publiek betaald.
Dat de Staat de opbrengst van het particulier werk aan zich wil trekken,
werd echter door andere leden gebillijkt. Zij konden zich volkomen vereenigen
met de gronden, door den Minister voor dien maatregel aangevoerd.
Met betrekking tot de toelichting der voorgestelde regeling, wenschte men
den Minister nog een paar vragen te doen.
Vooreerst zou men willen vernemen, of onder het bedrag van 45000,
waarop de Minister de opbrengst van het particulier werk gemiddeld begroot,
ook begrepen is de opbrengst van het door de landmeters van den kantoor
dienst verrichte particulier werk.
Waarop, vroeg men voorts, steunt de raming van 6000 'sjaars tot aan
vankelijke vergoeding van hetgeen sommige landmeters uit de baten van het