66
houden. Voor het geval zij geen echte zonen nalieten zou men dan
het geheele Tjeribonsche land kunnen inlijven bij de bezittingen van
den Staat, en het even als de Preangerlanden in regentschappen
verdeelen en nabestaanden der oude Sultansfamilie als regenten aan
stellen. Op 1 September 1806 werd het daarop betrekking hebbend
verdrag geteekend.
De Gouverneur-Generaal Mr. Herman Willem Daendels
bekleedde die waardigheid van 18081811.
Het standpunt waarop deze G. G. stond was geen ander dan dat,
hetwelk door de Staatscommissie van 1803 aangenomen en in haar
verslag van Augustus van dat jaar aldus omschreven werd
„dat de contingenten en verplichte leveringen moesten blijven
„subsisteren, en de beginselen van grondeigendom onder de gemeene
„Javanen en afschaffing van alle heerendiensten niet in aanmerking
„konden komen".
Onder Daendels werd tot een bedrag van 1.200.000 Rds. papier
aan Bataviasche Domeinen verkocht, zoogenaamd Probolingopapier,
dat hoewel door hem gelast werd, dat dit voor zilver moest worden
aangenomen, te spoediger tot de helft der nominale waarde zonk»
wijl het metterdaad, van den aanvang af, geen hoogere waarde bevat
(Ten gevolge der buitensporige uitgaven van Daendel's admini-
stratie rees herhaaldelijk het water tot aan de lippen, en de nood
moest ook wel hoog gestegen zijn om, terwijl de gedrukte staat der
geldmacht overvloedig uit de zware depreciatie van het papieren geld
bleek, en de geringe fortuinen, op Javaalle mededinging tot een
ijdelen klank maakte niettemin tot den verkoop van Domeinen over
te gaan.
Ten laatste waren heelemaal geen contanten meer verkrijgbaar,
en moest die verkoop het middel worden om andermaal nieuw papie
ren geld, met gedwongen pari-koers, in het leven te roepen. Dit
was de finantiëele schepping, onder den naam van Probolingopapier
bekend.)
Bij besluit van 22 Augustus 1810 werd de Sultan van Bantam
verbannen, een vorst benoemd over de Bantamsche Bovenlanden,
terwijl de kustlanden van Bantam nu bij het rechtstreeks gebied