67
van den Staat werden gevoegd. Ook waren de belangrijke Lam-
pongsche provinciën, op de kust van Sumatra, er van afgescheiden, en
onder het onmiddellijk bestuur van het Hollandsch Gouvernement
gesteld geworden.
In den Raad van Indië werd door Van IJsseldijk, den 30 No
vember 1808, naar aanleiding van het doortastend optreden van den
Maarschalk Daendels in Bantam, waardoor, zooals zoo even gemeld
is, de verbanning van den Sultan in 1810 het gevolg was, voorgesteld
om aan zijne Excellentie in eigendom aan te bieden en daarover
naar goedvinden te beschikken het land „Jasmgd'
De overwegingen die er toe leidden, komen in het kort hierop neer:
„Het laat zich van zelve gevoelen, dat een land hetwelk tegen
woordig meerendeels uit wildernissen bestaat en van de langste
„tijden het verblijf is geweest van allerlei slecht volk en boosdoeners,
„niet anders dan door het doen van zware onkosten, het zorgvuldigst
„opzicht en de uitgezochtste maatregelen, tot den staat van verbete
ring kan worden gebracht, waarvoor hetzelve vatbaar is; dat dus of
schoon aan de eene zijde de aanbieding wel overeenkomt met het
„oogmerk waarom dezelve gedaan wordt (een bewijs van genoegen
„en erkentenis te betoonen) ook aan de andere, verbonden is aan
„zwarigheden, ter welker uit de wegruiming het Gouvernement zelve
„niet als gebrekkig en geen particulier immer in staat zal zijn."
Bij schrijven van den G. G. Daendels aan den Minister van
Koloniën ad°. 25 April 1810 wordt medegedeeld, dat het land
„Jasinga" thans vier ad vijfmaal meer waardig is dan toen hij het
begon te administreeren, Hij koesterde het voornemen het landgoed
den lande terug te geven.
Wij dienen thans nog eenige jaren terug te gaan, tot de mede-
deeling van eenige zaken, die de vermelding waardig zijn.
Blijkens schrijven van den G. G. en Raden van Indië aan den
Azia-tischen Raad dd°. 31 Januari 1802 hebben zij het college van
Heemraden opgedragen het doen formeeren van eene accurate kaart
der Bovenlanden boven Weltevreden.
Uit een verslag van den Gouverneur N Engelhard dd°. Sama-
rang 27 Mei 1803, blijkt dat het land „Sombring" onder Japara door
een der vorige Residenten tot de suiker-cultuur is aangelegd en