74
gemachtigd om finaal te disponeeren op alle instantiën tot het af
breken van huizen en petakken binnen de stad Batavia. (Vroeger
beslistte de Regeering omtrent dergelijke verzoeken, na het college
van Schepenen te hebben gehoord).
Den 30 Januari 1807 ging men nog een stap verder, door hun
ook de bevoegdheid te verleenen te beslissen ter zake van aanvragen
tot afstand van ledige erven.
Bij plakaat van 8 December 1798 werden de inkomsten van
verschillende compagnie's dienaren geregeld, en werd daarbij o. a.
aan den eersten landmeter 35 Rds. 's maands toegekend.
Met betrekking tot het onderhoud van wegen, bruggen enz., in
de omgeving van Bataviawerd, bij plakaat van 17 Januari 1800,
het besluit van 29 December 1767 en het plakaat van 15 Januari
1768 n.l. het heffen van „roeden" geld, ingetrokken en bepaald, dat
jaarlijks door het college van Heemraden mocht worden ingevorderd,
V4 o/g van het bedrag waarvoor de tuinen, huizen en erven het
laatst verkocht of in hun eigendom gekomen zullen zijn, liggende
binnen de limiten daarbij aangegeven. Tevens werd voorgeschreven
om van de vaste goederen en landerijen, niet in die limiten gelegen,
bij verkoop één percent te laten voldoen, ten faveure van Heem
raden-kas.
Het plakaat van 3 Juli 1800 houdt het verbod in tegen het ver
huren van desa's op Java hetzij aan Europeanen dan wel aan Javanen,
Chineezen of wie het zouden mogen zijn, uitgezonderd echter zoo
danige negorijen, als met speciale permissie en volgens daarvan te
verleenen „piagems" (of schriftelijke permissiën) in huur zullen
mogen worden afgestaan aan de respectieve suikermolenaars voor
hunne molens, doch van welke uitzondering geen verder gebruik zal
mogen gemaakt worden, dan voor zoover zulks ten hoogste voor de
suikercultuur noodig is, de in huur zijnde negorijen aan de pachters
te laten tot na de expiratie van den huurtijd.
In het plakaat van 3 Juli 1800 is de zienswijze der Regeering
neergelegd nopens Chineezen in betrekking tot het bezit van lande-