79
Door enkelen was voorgesteld die stations ten getale van vier ongeveer
op gelijke afstanden onder dezelfde parallel te verdeelen; anderen meenden
dat het daarentegen de vooikeur verdiende een grooter aantal waarnemings
stations te stichten in de nabijheid van bestaande sterrenwachten, zoo goed
mogelijk o'ver het aardoppervlak verdeeld.
Daar de beslissing omtrent deze geheele zaak berust bij de algemeene
vergadering der afgevaardigden van de verschillende regeeringen, die tot de
nieuwe conventie zullen zijn toegetreden, werden geene besluiten genomen.
Vermoedelijk zal die algemeene vergadering voor de eerste maal in dit jaar
plaats vinden; omtrent de plaats der vergadering is nog geene beslissing
genomen.
Ten slotte werden door de afgevaardigden verslagen uitgebracht over de
werkzaamheden ten behoeve der graadmeting in de verschillende landen in
het afgeloopen jaar volbracht; welke verslagen vaak tot belangrijke bespre
kingen aanleiding gaven.
Werkzaamheden der commissie. De werkzaamheden der commissie hadden
in 1896 betrekking op:
de primaire driehoeksmeting
de secundaire driehoeksmeting;
de getij-waarnemingen, en
de sterrekundige waarnemingen.
Primaire driehoeksmeting. Tegen den tijd dat de terreinwerkzaamheden
zouden beginnen, kon de commissie voor dat doel over zes ingenieurs en
twee daartoe bij de commissie gedetacheerde landmeters van het kadaster
beschikken.
Deze werden voor de werkzaamheden als volgt in drie ploegen verdeeld.
De eerste ploeg bestaande uit den ingenieur Heuvelink, als chef, en
verder uit de ingenieurs Mulder, Verhellouw en Doublet, zou zorgen
voor het bebouwen van de stations en het voortzetten van de verkenning
van het driehoeksnet der eerste orde en de aanvulling daarvan met zooge
naamde tusschenpunten voor de aansluiting van de secundaire driehoeksmeting.
De tweede en de derde ploeg, bestaande uit de ingenieurs Wildeboer
en van Eyk Bijleveld, aan wie respectievelijk werden toegevoegd de land
meters Colpa en Bingen, zouden de metingen van de eerste orde voortzetten.
Alvorens de werkzaamheden een aanvang konden nemen, vroeg een der
ingenieurs, de heer S. Mulder, die in een anderen werkkring wenschte
over te gaan, ontslag tegen 1 April, welk ontslag door de commissie ver
leend werd.
Toen, tegen het midden van de maand April, de werkzaamheden zouden
aanvangen, werd een der ingenieurs, de heer van Eyk Bijleveld, plotse
ling ongesteld, waardoor het vertrek van de derde ploeg moest worden uit
gesteld. Toen het bleek dat die ongesteldheid, hoewel niet van ernstigen