207 Beraadslaging. De Heer Willinge: In de derde plaats wensch ik een kort woord te spreken over het kadaster. Ik heb nog eens nagegaan wat over deze zaak bij het 'oegrootingsdebat in het vorige jaar gesproken en geschreven is, en het verheugt mij dat de Minister niet heeft toegegeven aan den aandrang van sommige zijden om aan het kadaster een meer wettelijke bewijskracht geen gevolg zal geven, ook dat de Minister aan de aanvragen daartoe te geven. Ik hoop dan zoolang de noodzakelijkheid daarvan niet meer afdoende wordt aangetoond. Ik wil er alleen nog van zeggen dat, mijns inziens, te veel uit het oog wordt verloren dat nu reeds het kadaster een betrekkelijke bewijskracht bezit, omdat het door den rechter kan worden aangenomen als een ver moeden. Eigendomsrecht, ook waar het de juistheid der grenzen betreft, kan door vermoedens worden bewezen naar onze wetgeving, en nu vindt bij de toepassing daarvan de rechter veelvuldig een rechtsvermoeden in de aanwijzingen van het kadaster. Ik zou nu niet zooals sommigen schijnen te wenschen, de zaak willen omkeeren door te bepalen dat de kadaster- grens bewijs van de juistheid oplevert zoolang niet het tegendeel is bewezen. Het bewijs der onjuistheid toch zal uit den aard der zaak zeer moeilijk zijn. Maar zal er veel waarde aan dat vermoeden kunnen worden gehecht, dan is het zaak dat het kadaster zoo goed mogelijk is ingericht Daarom zou ik den Minister den raad willen geven, indien dit nog noodig ware, om vooral te zorgen dat de plans groot, duidelijk en nauwkeurig zijn en dat de boekhouding zooveel mogelijk zuiver zij. Hoe meer dit het geval is, des te meer waarde zal het vermoeden, uit het kadaster geput, kunnen en moeten worden gehecht. Hij acht het daarom niet noodig ik zou het zelfs gevaarlijk achten om aan het kadaster een andere bewijskracht te geven. De heer Drucker: Mijnheer de Voorzitter! Het vraagstuk van de hervorming van het kadaster werd hier in het vorig jaar door den heer Pijnappel uitvoerig behandeld, nadat het reeds vroeger door anderen was ter sprake gebracht. Het zakelijke en heldere betoog van den geachten afgevaardigde uit Amsterdam vond steun bij eenige van onze medeleden en vond ook weerklank aan de overzijde van het Binnenhof, bij verscheidene sprekers van groot gezag. De Minister van Financiën beloofde toen her haalde overweging van hetgeen was in het midden gebracht. Thans, nu het onderwerp in het Voorloopig Verslag opnieuw ter sprake kwam, meent de Minister zich te kunnen bepalen tot een herhaling van het ten vorigen jare gezegde. En ook de heer Willinge, die verleden Zaterdag eenige opmerkingen over deze quaestie maakte, voerde geen enkel nieuw argument aan. Integendeel, hetgeen de heer Willinge sprak met het doel den

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1898 | | pagina 215