25
voortvloeiende kantoorwerkzaamheden zeer veel van het lichaam, vooral van
de oogen, wordt gevorderd.
Niets zou dus meer gewenscht zijn dan eene traktementsregelingnaar dienst
jaren, waardoor deze ambtenaren, die op 55-jarigen leeftijd hun pensioen
kunnen nemen, lang genoeg het hoogste traktement genoten hebben om volgens
dien grondslag gepensionneerd te worden. Zulk eene regeling zou hier het
eenige redmiddel zijn. Bovendien is bij de behandeling der begrooting in
het vorige jaar door mij opgemerkt, dat de toen aangenomen regeling aan
den Staat niet onbeduidend méér kost, dan met eene goede regeling naar
dienstjaren op den duur het geval zou zijn.
Het stelsel van bezoldiging, zooals het thans werkt, is bovendien voor de
oudere landmeters nadeelig.
Tijdens de behandeling in deze Kamer, ten vorige jare, heeft de toenmalige
Minister gezegd, dat die landmeters welke thans in eene bevoorrechte positie
zijn, een zeker bedrag, altijd beneden f100, achteruit zullen gaan.
De Minister had toen dat woordje „beneden" gerust weg kunnen laten,
want hoewel het allen schijn had dat het in de bedoeling des Ministers lag,
de toelagen tot ronde sommen te maken, heeft men bij de uitrekening der
toelagen van elks ingekomen f 100 afgetrokken en het overige in traktement
en toelage omgezet. Maar de achteruitgang in inkomsten van die landmeters
is meer dan f 100, want in de laatste jaren was in de meeste divisiën het
particulier werk belangrijk stijgende, en mij zijn ambtenaren bekend die in
dit jaar, vergeleken met het jaar 1896, meer dan f250 minder ontvingen.
Nu zeide de vorige Minister wel, dat die heeren zekeren leeftijd bereikt
hebben en al eens uitkijken naar hun pensioen; de Minister was toen evenwel
erg optimistisch, want onder de 55 landmeters der le klasse zijn er geen 10
die uitkijken naar pensioen.
Deze Minister zal nu, blijkens de Memorie van Antwoord, daarin verbete
ring brengen. Zeer zeker wordt dit voornemen door mij gewaardeerd, maar
het middel, dat de Minister nu voorstelt is niet het ware. Ik vrees, dat het de
bestaande onbillijkheden nog grooter zal maken. De Minister toch is, blijkens
de Memorie van Antwoord, voornemens uit de opbrengst van het particulier
werk, boven het bedrag dat noodig is om alle toelagen te voldoen, nog te
nemen eene som van t 5795, ten einde die te verdeelen onder de 57 land
meters die door de tegenwoordige regeling achteruitgaan. Wat is daarvan
het gevolg? In de eerste plaats dat de bestaande grief wordt vergroot, dat
ambtenaren van denzelfden diensttijd en rang verschillende inkomsten hebben,
ja dat veel jongere ambtenaren beter bezoldigd worden dan oudere, want het
verschil in inkomen zal niet f300 bedragen maar f400 en meer;
Ten tweede, dat ambtenaren, die nog bevorderd moeten worden, meer
inkomen zullen krijgen dan zij die reeds bevorderd zijn, en dat door het
verhoogen van toelagen van enkelen, het evenredig aandeel, van die landmeters