104
bedragende. Na aftrek van de noodzakelijke uitgaven en van de onkosten
voor het oprichten der stations voor de breedte bepaling bleek er nog een
som van 80,000 k 90,000 francs over te blijven, die voor wetenschappelijke
onderzoekingen kan worden aangewend.
In de zesde zitting gaf de hoogleeraar Helmert een overzicht van de
sedert 1895 in omstreeks 400 stations volbrachte slinger-waarnemingen. Op
zijn voorstel werd door de vergadering besloten om de onderlinge verge-
lijking der slingertoestellen in de verschillende landen te bevorderen, door
hiervoor uit de kas der vereeniging toelagen te verleenen.
De Commissie, aan welke in een der vorige zittingen was opgedragen
te onderzoeken op welke wijze eene nieuwe graadmeting in Peru zou kunnen
worden volbracht, stelde in deze zelfde zitting voor: 1°. dat de vergadering
den wensch uitspreke, om die meting over een grootere lengte dan tijdens
de expeditie van 1735 1740, namelijk over minstens 5 breedtegraden uit
te strekken; 2°. zoo spoedig mogelijk eene verkenning van het terrein te
doen uitvoeren door een der daarvoor in aanmerking komende rijken, en
dat de kosten hiervoor, op ongeveer 20,000 francs begroot, uit de kas der
vereeniging betaald worden. Om deze uitvoering te verzekeren, zou zich
het huishoudelijk bestuur in verbinding moeten stellen met de regeeringen
van Frankrijk en Spanje, welke beide hadden deelgenomen aan de graad
meting in Peru in de 18de eeuw. De voorzitter Faye verklaarde zich
sterk tegen het denkbeeld om uit de kas der vereeniging eene subsidie
voor dit doel toe te staan, waarna dit deel van het voorstel werd inge
trokken, doch de overige deelen werden aangenomen.
In de zevende zitting deelde de hoogleeraar Helmert een en ander
mede over de werkzaamheden, waarmede het Centraalbureau zich in de
beide volgende jaren zal bezig houden1°. voortzetting van de bepaling
der afwijkingen van de richting der zwaartekracht, langs de gemeten parallel-
en meridiaanbogen2°. bepalingen van de absolute slingerlengte3°. de
voorbereiding en de herleidingen der breedte-waarnemingen, die in hoofd
zaak de werkzaamheid zullen in beslag nemen.
In deze en in de volgende, achtste, zitting (de laatste dezer bijeenkomst),
werden door de afgevaardigden de verslagen over den voortgang der
geodetische werkzaamheden in de velschillende landen voorgelezenhiervan
zij alleen vermeld eene mededeeling van den Zweedschen afgevaardigde
Rosén over de graadmeting op Spitsbergen. De bouw der verschil
lende signalen aldaar is aangevangen, en met de metingen zelve hoopt
men in twee jaar gereed te zijn. Deze metingen zullen eene belangrijke
bijdrage voor de kennis van den algemeenen vorm der aarde kunnen op
leveren.
Nadat ten slotte door de vergadering de wensch was uitgesproken om
de volgende algemeene vergadering in 1900 te Parijs te houden, werd de