108
station werden daartoe gemeten de richtingen naar de hoofdpunten Imbosch,
Hettenheuvel, Oss en Rhenen.
Verder werd nu in het aangewezen terrein alles gemeten wat dienen
moet voor de berekening van de punten Herveld, Puiflijk en Deursen;
bovendien werden zooveel mogelijk metingen gedaan naar andere punten.
De tijd liet niet toe in dit jaar de waarnemingen verder uit te breiden.
Er is thans materiaal verkregen, dat dienen kan ter beoordeeling van
de nauwkeurigheid, welke bij de gevolgde wijze van meten in de resultaten
is te verwachten.
De becijfering is nog niet zoover gevorderd, dat resultaten kunnen
worden medegedeeld.
De metingen welke noodig zijn voor de onmisbare bepaling van cen-
treeringselementen voor de punten, welke op kerktorens gelegen zijn»
vorderen veel tijd, zoowel voor de uitvoering als voor de becijfering. In
vergelijking bij andere landen zullen in ons land deze hulpmetingen steeds
een vrij zwaren last op de uitvoering van het geheel leggen.
Ten einde het afwerken van becijferingen te bespoedigen werd met
ingang van 1 Januari 1898 een schrijver in dienst genomen, door wien
gedurende het geheele jaar allerlei schrijf- en rekenwerk kan verricht
worden.
Ten dienste van de secundaire driehoeksmeting werden behalve allerlei
kleine hulpmiddelen twee baken voor basismeting aangeschaft uit de fabriek
van Gebr. Caminada te Rotterdam.
Bij dit verslag is een kaart gevoegd, waarop de stand der primaire
driehoeksmeting op het einde van 1898 is aangewezen.
Sterrenkundige waarnemingen. De breedte- en azimuthbepalingen, waar
van in de beide vorige jaarverslagen sprake was, zijn in dit jaar voortgezet,
doch niet ten einde gebracht.
In het begin des jaars waren de beide ingenieurs, de heeren Panne-
koek en Posthumus Meyjes, nog aan de herleiding en berekening der
in 1893 te Ubagsberg uitgevoerde waarnemingen bezig. De herleidingen
en de berekeningen der tijdsbepalingen kwamen, tweemaal onafhankelijk
van elkander bewerkt, gereeden van de breedtebepaling te Ubagsberg
werd op het eind van Februari de eerste berekening voltooid.
De ingenieur Pannekoek was Maart nog nauwelijks aan de berekening
zijner waarnemingen, te Oirschot in 1896 verricht, begonnen, of hij verzocht
zijn ontslag als ingenieur bij de Commissie voor Graadmeting, daar hij
eene benoeming ontvangen had tot derden Observator aan de Sterren
wacht te Leiden.
De ingenieur Posthumus Meyjes, die in het begin des jaars aan de
herleiding en berekening der zoo even vermelde waarneming van Ubagsberg
deelnam, en de tweede berekening van het aldaar bepaalde azimuth van