123 Opmerkenswaardig in het oude Babylon was het zoogenaamde „Superfiziarrecht". Meermalen kwam het voor dat de grond aan eenen anderen eigenaar behoorde dan de gebouwen of de op den grond voorkomende beplantingen. Vorengenoemd recht gaf dan aan den eigenaar van den grond een wettelijk erfelijk en vervreemdbaar recht op de gebouwen en beplantingen. Bij ver deeling van zoo'n grondstuk was ieder gedeelte met het servituut belast. Een belasting- of eigendomskadaster bestond in Assyrie en Babylonie niet. Wel zijn van koninklijke tuinen in Babylonie beschrijvingen gevonden, en zullen de tempels eene beschrijving hunner eigendommen vervaardigd hebben, eene kadastreering van het geheele rijk heeft echter niet plaats gehad. Wel waren zooals wij vroeger zagen de grondstukken belasting plichtig aan den tempel, doch dit was eene soort tiendbelasting waarvoor kadastreering niet noodig was. De belangrijke staatsuitgaven werden bestreden uit belastingen aan de onderworpen landen opgelegd, bij den omslag werd rekening gehouden met den ondervonden tegenstand en de vruchtbaarheid van het land. Met de verdeeling over de belastingplichtigen lieten de Assyrisch- Babylonische koningen zich niet in, dat was eene zaak van de regeering van dat land. Ook genoten de vorsten een gedeelte van de inkomsten des tempels, nog een overblijfsel van de vroegere „patesirechten". G. B. H. de Balbian.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 127