131
Art. 22. De houder wordt geacht zich als eigenaar te gedragen, zoolang
niet blijkt, dat hij een der overige in het voorgaand artikel aangeduide
rechten op de zaak uitoefent of haar houdt voor een ander.
Art. 32. Het bezit eener zaak heeft voor den bezitter het gevolg, dat
hij bij voorraad wordt aangemerkt als eigenaar, erfpachter, beklemde meier,
vruchtgebruiker of pandhouder, naarmate van het recht, hetwelk hij uit
oefent.
Art. 33. De bezitter van eene onroerende zaak of van een schip, als
bedoeld in het tweede lid van artikel 309 en in de artikelen 748 en 749
in verband met artikel 750 n°. 1 W. v. K., heeft het recht om in het
bezit daarvan te worden gehandhaafd, wanneer hij daarin is gestoord, en
te worden hersteld, wanneer het hem door een ander eigenmachtig ont
nomen is.
Art. 53. Eigendom is het recht om van eene zaak het volle genot te
hebben en daarover naar willekeur te beschikken, behoudens de beperkin
gen, op wet of verordening gegrond.
Iedere eigendom wordt vermoed vrij te zijn.
Art. 54. De eigendom van den grond omvat al wat in artikel 10 nos.
2 en 3 genoemd is.
Niettemin is hij, die den grond van een ander krachtens zakelijk of
persoonlijk recht onder zich heeft, eigenaar van de met dien grond ver-
verbonden zaken, indien en zoolang hij het recht heeft ze weg te nemen.
Art. 55. De bepaling van het eerste lid van het voorgaand artikel
geldt ook:
1°. als de eigenaar van den grond daarin boomen of planten van een
ander geplant, zaden van een ander gezaaid, of daarop met bouw
stoffen van een ander gebouwd heeft.
Hij is verplicht tot betaling van de waarde van boomen, planten,
zaden of bouwstoffen en tot verdere schadeloosstelling, indien daartoe
gronden zijn;
2°. als hij, die zonder recht of krachtens een niet van den eigenaar
afgeleid recht eens anders grond houdt, daarin zijne boomen ge
plant, zijne zaden gezaaid, of daarop zijne bouwstoffen gebouwd heeft.
Op de vordering van den eigenaar is hij verplicht met den grond
het geplante, gezaaide of gebouwde over te geven; tot wegneming
daarvan kan hij niet genoodzaakt worden, tenzij hij den grond te
kwader trouw hield.