147
De bewaarder doet de aanteekening in den bij algemeenen maatregel
van bestuur voorgeschreven vorm en houdt het overgelegde stuk, of een
authentiek afschrift daarvan, onder zich.
Indien het stuk eene akte is, gaat hij tot de aanteekening niet over dan
nadat hij zich overtuigd heeft van de bevoegdheid der personen, die daarin
handelend zijn opgetreden.
Art. 470. De bewaarder is verplicht aan ieder, die zulks verlangt, inzage
te verleenen van zijn openbare registers en van de te zijnen kantore be
rustende stukken, krachtens welke aanteekeningen in die registers hebben
plaats gehad; afschriften en uittreksels te geven van de in die registers
voorkomende overschrijvingen, en, betreffende eene aangewezen zaak, ge
tuigschriften af te geven, vermeldende alle overschrijvingen of alle over
schrijvingen van eene bepaalde soort, welke te haren aanzien op de registers
voorkomen, of wel houdende verklaring, dat er geene bestaan.
In de afschriften en uittreksels worden opgenomen, en in de getuig
schriften vermeld, de naast de overschrijvingen gestelde aanteekeningen.
Art. 471. Indien de bewaarder eene ambtsverrichting weigert, is hij
jegens hen, die de handeling verlangd heeft, verplicht de gronden daarvoor
onmiddellijk schriftelijk mede te deelen.
Deze kan zich bij verzoekschrift wenden tot de arrondissements-recht-
bank, binnen wier ressort het kantoor van den bewaarder gelegen is.
De rechtbank beslist, na verhoor van den bewaarder, den verzoeker en,
zoo zij het dienstig acht, van andere belanghebbenden, over de gegrond
heid der weigering en gelast, zoo zij den bewaarder in het ongelijk stelt,
de geweigerde handeling.
Op dit verhoor is artikel 500 B. I toepasselijk.
De verzoeker kan in hooger beroep komen binnen éene maand na de
dagteekening der beschikking.
Art. 342 B. R. is niet van toepassing.
Art. 472. Hij, die zich door eene aanteekening, als bedoeld in de
artikelen 378 en 469, bezwaard acht, kan zich bij verzoekschrift wenden
tot de in het voorgaand artikel aangewezen rechtbank.
Deze beslist, na verhoor van den bewaarder, den verzoeker en, zoo zij
het dienstig acht, van andere belanghebbenden, over de handhaving der
aanteekening.
De laatste drie leden van het voorgaand artikel zijn toepasselijk.
De uitspraak wordt naast de in artikel 469 bedoelde overschrijving
aangeteekend.