De rechten op aanwassen langs onze groote rivieren, in verband met het Ontwerp tot herziening van het Burgerlijk "Wetboek. Beginnen we de behandeling van het onderwerp met de vraag: Wat is een rivier? Hoe eenvoudig deze vraag schijne, de verscheidenheid der antwoorden veranderende met het standpunt waaruit die water- stroomen worden bezien zou verrassend zijn. De geoloog zou haar noemen, een der hulpmiddelen waarvan de natuurkrachten zich bedienen om onzen aardbol te vervormen, een waterstroom die, ontstaan door de op aarde alomtegenwoordige beweegkracht, de zonnewarmte en onderworpen aan de wetten der zwaartekracht, medewerkt om de bergen te sloopen en er de zeeën mede te vullen. De landbewoner uit de Betuwe zal haar beschrijven als: de machtige vijand, die, hoe vreedzaam en kalm hij in den regel zich moge voordoen, maar al te dikwijls van achter de hooge dijken dreigt met ijsgang, dijkbreuk en overstrooming en die meening zal elk bestuurslid van een onzer talrijke polderdistricten gaarne met hem deelen. Vragen we den rijnschipper of den visscher, hij zegt ons dat de rivier de bron is van alle aardsche bestaan en wie weet of niet een hótelier uit Remagen of Coblenz, zij het dan ook uit anderen hoofde, hem volkomen gelijk zal geven. Onzen waterstaatsambtenaren is zij een bron van studie, den zeilliefhebber een middel tot ontspanning. Naar aanleiding van de voordracht gehouden op de Algemeene Ver gadering der Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde op 13 Nov. 1899.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 157