157 Hoe ruim van die bevoegdheid gebruik werd gemaakt, kun nen we thans nog beoordeelen, zoowel naar de talrijke over blijfselen van oude kribben, als naar officieele bescheiden, zooals verbalen omtrent de van overheidswege gedane stroombevaringen, resolutien en placaten houdende verbodsbepalingen tegen het maken van te lange kribben enz. Deze verbodsbepalingen werden aanvankelijk evenwel niet ge nomen in het belang van de rivier als vaarwater of als afwatering, doch uitsluitend om er voor te waken, dat de rechten op aanwas aan den eenen oever niet werden benadeeld door kribben uit den overliggenden oever aangelegd. Die kribben hadden soms een verbazende lengte. Er waren er die tot aan, of zelfs over het midden van den stroom reikten. Voor den waterafvoer en voor de scheepvaart waren deze kribben natuurlijk zeer belemmerend, doch daarover bekommerden zich onze voorzaten in de 17e en 18® eeuw al heel weinig. Eigenaardig genoeg strafte het kwaad dikwijls den bedrijver. De kribben werden in den regel in een schuine stroomafwaartsche richting aangelegd en wel zóo, dat de hoek tusschen de krib en den oever meestal niet grooter was dan 45°. Vermoedelijk meende men op die wijze den stroom van zijn oever af te leiden. Moge dit doel bij lagen waterstand bereikt zijn geworden, zoodra het water boven de krib was gestegen, viel het daarover heen stortende water met kracht op den achtergelegen oever aan en ondermijnde dien. Niet alleen bij hoogen, maar ook bij gewonen waterstand kon een schuine krib den oever nadeelig zijn. Het aan de rivierzijde van de krib afstroomende water voerde, aan den kop van de krib dikwijls het aan de binnenzijde van de krib aanwezige water mede, daardoor ontstond ook aan de landzijde van de krib een afwaartsche strooming wat een tegenstrooming langs den oever ten gevolge had. Zoo werd achter die stroomafwaarts wijzende kribben dikwijls de oorspronkelijke rechte oever, na verloop van tijd, sterk uitgehold. Nog kunnen de tegenwoordige rivierkaarten en kadastrale kaarten talrijke voorbeelden daarvan aanwijzen. En de eigenaar van het oeverland mocht zich nog gelukkig prijzen als zijn roekeloos

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 161