158 uittarten van der wateren kracht hem niet ernstiger nadeel be rokkende; als de in een keurslijf gewrongen stroom zich baan brak achter de krib heen, dan gold met recht het: „wee den over wonnene" en in stede van de rivier tot oeverland te zien worden, zag men weldra het omgekeerde gebeuren. Zoo traden de rivieren zelf als handhavers van hunne rechten op, als de menschen die belangen verwaarloosden zij lieten zich niet ongestraft hinderpalen in den weg leggen. Maar al te dikwijls hebben de oeverbewoners tot hunne schade moeten ervaren dat het noodig was met die rechten rekening te houden. Toch deden ze dit slechts noode en schoorvoetend. In de reglementen van den lateren tijd komen, met zeer bescheiden aanspraken, bepalingen voor omtrent de breedte die den stroom moest gelaten worden. Groot was evenwel de uitwerking van die reglementen niet, wat gedeeltelijk daaraan moet worden toegeschreven dat de be palingen gewestelijk verschilden. Het heeft tot het begin der 19e eeuw geduurd, vóór eenheid gebracht werd in de regeling dezer aangelegenheid, en de eerste algemeene wet tot stand kwam waarbij het rivierbelang geheel op den voorgrond trad. Dit was de: „Publicatie van Hun Hoogmogende Vertegenwoordigende het Bataafsche Gemeenebest" van 24 Februari 1806 houdende: „Eenige bepalingen omtrent een Algemeen Rivier- of Waterregt over de Rivieren en Stroomen dezer Republiek". Deze wet stelde voor de toenmalige Bataafsche Republiek de rivieren onder het algemeen toezicht van de Commissie van Superintendentie over den Waterstaat. Art. 1 en 2 dezer wet bepaalden dat, zonder bekomen permissie van deze Commissie, niemand eenige krib-, water- of oeverwerken, die den bekwamen afloop van het water hinderlijk zouden kunnen zijn, mocht maken» verlengen of verzwaren. Bij andere artikelen werd het zelfs verboden, opgekomen gronden te verhoogen, op de buitendijks gelegen gronden kaden te maken of te verhoogen, gebouwen te plaatsen, ja zelfs beplantingen aan te leggen, wanneer niet te voren daarvoor vergunning was aange vraagd en verkregen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 162