161
een enorm verschil er bestaat tusschen de riviertoestanden van
voorheen en die van thans, wijl zulks noodig was ter verklaring
van de volgende beschouwingen omtrent:
De rechten op aanwassen.
Ook ter bespreking van dit onderwerp kunnen we naar 't ver
leden teruggaan, en zien welke regelen daaromtrent in de ver
schillende tijdvakken van riviertoestanden heerschten.
Omtrent het eerste tijdvak, de periode van geheel vrije onbedijkte
rivieren kunnen we kort zijn, die toestanden liggen zoo ver in de
grijze oudheid terug, dat er met zekerheid niets van bekend is.
Om te komen in tijden uit welke ons geschreven bepalingen zijn
nagelaten, moeten we ons dadelijk verplaatsen naar de 16e eeuw
en later, en dan meen ik te mogen verwijzen naar de op dit punt
zoo belangrijke aanschrijving van den Minister van Financiën d.d.
23 Maart 1866, de bekende circulaire n°. 911. In dit stuk wordt
voor alle gewesten waaruit vroeger ons land bestond, nagegaan
hoe eertijds in de verschillende streken de rechtsverhoudigen waren
van de overheid en de particulieren tot de stranden der zee, de
oevers van rivieren, de aanwassen aan de oeverlanden en de eilanden
en platen in de rivieren opkomend.
Daaruit zien we hoe bijna algemeen als regel gold, dat de
aanwassen welke aan de, langs de rivieren gelegen, landen ont
stonden uitsluitend door de werking van de rivier, den eigenaar
dier landen toekwamen en dat opgekomen platen en eilanden aan
de overheid behoorden. Alleen in Holland schijnt somtijds, 't zij
terecht of te onrecht, van dien regel te zijn afgeweken en door
de overheid aanspraak te zijn gemaakt op aanwassen aan de oever
landen en het is meer dan waarschijnlijk, dat hieruit moet worden
verklaard een verschijnsel dat langs de Lek kan worden waarge
nomen. Terwijl daar over't algemeen de vaak sterk geparcelleerde
buitendijks gelegen rietgorzen van iederen eigenaar zich van den
dijk tot aan de rivier uitstrekken, zijn op sommige plaatsen die
eigendommen, over een meer of minder groote uitgestrektheid,
van de rivier afgesloten door een strook waarvan de Ambachts
heer eigenaar is.
Het is niet noodig hier uitvoerig de placaten en wetten, die op