175 uitgebreidheid der bemoeiingen van het openbaar gezag, niet consequent was door te voeren, of, zoo dit al mogelijk ware, het Burgerlijk Wetboek bij de regeling van het geheele onderwerp eigenlijk de grenzen van het burgerlijk recht zou overschrijden. „Bevindt men alzoo" dus lezen we in de toelichting (pag. 4) „wanneer men voorschriften omtrent zaken buiten den handel wil ontwerpen, telkens opnieuw, dat men met publiekrechtelijke elementen te doen krijgt, welke elementen daarenboven het zwaarste gewicht in de schaal leggen; overweegt men van een anderen kant, dat het in onze tegenwoordige toestanden nagenoeg ondenkbaar is, dat ten algemeenen gebruike of voor den open baren dienst bestemde onroerende zaken door particulieren in bezit genomen worden, zonder dat het openbaar gezag dat ver hindert en dat derhalve voorschriften als thans in de artt. 593 en 1990 B. W. worden gevonden, weinig praktisch nut hebbendenkt men eindelijk aan de (bovengemelde) gevolgen van onttrekking aan het handelsverkeer van zooveel roerende zaken, dan schijnt er ruim schoots voldoende grond aanwezig te zijn om de geheele regeling die het hier geldt, aan het publiek recht over te laten en in het Burger lijk Wetboek over zaken in en buiten den handel geheel te zwijgen." Zouden deze beschouwingen over 't algemeen niet wat weinig rekening houden met de praktijk? Denken we bijvoorbeeld aan onze openbare wegen. Het komt zeer veelvuldig en alom in den lande voor, dat daarvan, soms zeer ten nadeele van het openbaar verkeer, kleine en ook wel eens groote gedeelten, door particulieren, geheel eigenmachtig in bezit genomen worden en de ondervinding heeft meer dan eens geleerd, dat het voor t betrokken bestuur van 't zedelijk lichaam, dat publiekrechtelijk daarvan eigenaar is, niet zoo gemakkelijk gaat, met succes tegen die usurpatie op te komen. Is hier de vraag niet gegrond, of het openbaar belang niet beter ware gediend, als een middel aan de hand was gedaan, om de gedachte, in het B. W. neergelegd, tot werkelijkheid te maken, dan nu eenvoudig die zaak voorbijgegaan is Verder lezen we: „Dat standpunt waarop het ontwerp zich heeft gesteld, brengt ten opzichte van de artikelen van den tegenwoordigen Eersten Titel, welke op 's lands publiek domein betrekking hebben, namelijk de artt. 577, 57b, 579, 580 en 581

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 179