f78
in 't Ontwerp een bepaling waaruit het tegendeel van 't geen dit
artikel leert, afgeleid kan worden. De hier bedoelde eigendom
van den bodem kan immers alleen van publiekrechtelijken aard
zijn, want al wil het Ontwerp geen melding maken van een
eigendom van den Staat jure publico daaruit mogen we toch zeker
niet de gevolgtrekking maken dat privaat eigendomsrecht op den
bodem zou kunnen afgeleid worden uit publiekrechtelijk eigendom
van het water 't welk daarover stroomt.
Trouwens de toelichting bij dat artikel zegt ook: „particulier
eigendom van de bedding van een openbaar water heeft of niet
de minste practische waarde of zou, indien men er zekere bevoegd
heden uit ging afleiden, storend kunnen zijn voor het openbaar
verkeer". Welnu is dan niet naar den boven omschreven gedachten-
gang, het openbaar gezag daar om die storing van het verkeer
te verhinderen?
Art. 60 zou dan eenigszins anders geredigeerd moeten zijn.
Of, kunnen er geen termen bestaan om ook dit maar geheel te
supprimeeren De tweede alinea wettigt de onderstelling dat hier
uitsluitend bedoeld zijn, de openbare rivieren bij den Staat in
beheer meeren en andere wateren schijnen opzettelijk niet
genoemd en zou het te optimistisch zijn als men aanneemt
dat gebeurtenissen als hier bedoeld, bij onze door den Staat
beheerde rivieren, wel voor goed tot het verleden zullen behooren
Gaan we echter ons vermeien op het terrein van dit artikel,
dan rijzen meerdere vragen in 't verschiet.
Als een rivier een nieuwe bedding maakt, is daarvan 't nood
wendig gevolg dat de oude verlaten wordt en is het altijd zeker
dat de waarde van een geheel verlaten bedding lager is dan die
van den ingenomen grond? Wel! zal men dan ten antwoord
krijgen als er geen verlaten bedding is, is de waarde, dus ook
de schadevergoeding nihil, en mocht in 't andere geval, de waarde
grooter zijn dan die van den ingenomen grond, welnu, dan verbiedt
de redactie van dit artikel niet, dat de schadevergoeding geringer
zij dan de waarde der verlaten bedding. Goed maar nemen
we nu eens aan dat bij het vormen van een nieuwe bedding'
de oude niet verlaten, doch alleen (door de vergrooting der opper
vlakte waarover 't water stroomt) wat smaller wordt, zijn dan de