179 strooken, die ter weerszijden van de oude rivier kunnen droog vallen, als „verlaten bedding" Staatseigendom, of moet de Staat voor den ingenomen grond schadeloos stellen, en den droog gevallen grond, als aanwas, ingevolge art. 79, overlaten aan de eigenaren der aangrenzende oeverlanden? En is het, om aan spraken op schadeloosstelling te doen ontstaan, noodig dat de nieuwe en de oude bedding gescheiden blijven, of mogen beide vereenigd zijn en is dan art. GO van toepassing in ieder geval van afslag, wanneer maar gelijktijdig elders een deel der bedding droogvalt Is art. 61 niet als overcompleet te beschouwen? Wanneer het woord rivier in art. 58, in algemeenen zin moet opgevat worden dan schijnt zulks het gevalmaar zelfs al zijn in laatstgenoemd artikel uitsluitend niet openbare rivieren bedoeld, was het dan nog wel noodig hier te herhalen dat de eigendom van niet openbaar water behoort bij den grond waarop het staat? Art. 79 kan bij eerste beschouwing, en meer nog bij vergelijking met art. 651 B. W., den indruk geven, alsof het een geheele wijziging der heerschende begrippen bedoelt. Waar het tegen woordige Wetboek de voorwaarde stelt dat „aanslijkingen en aanwassen", om den „eigenaars van den oever" te behooren, „natuurlijk, langzamerhand en ongemerkt aan de landen" moeten opkomen, maakt het Ontwerp geen melding van die beperkingen en kent het „de aanspoelingen of aanwassen onder welken naam ook bekend", toe aan den eigenaar van den grond, waaraan de aanwas plaats heeft. In dit onderscheid ligt voldoende grond om te overwegen of 't Ontwerp de strekking kan hebben om alle uitbreiding der oever landen, elke oppervlakte die door verhooging van den rivierbodem van rivier tot land geworden, met het oeverland vereenigd is, den eigenaren der oeverlanden toe te kennen. Zeer zeker zou daarmee een belangrijke stap zijn gedaan op den weg langs welken een zeer afdoend middel tot vermijding van alle moeilijkheden te bereiken is. Maar, het is om meer dan een reden niet aan te nemen, dat aan art. 79 die uitgebreide beteekenis moet gehecht worden. Vooreerst zoude het bij dus danige ingrijpende verandering in de gebruiken niet overbodig

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 183