181 In art. 81 herkennen we het onereuze art. 578 B. W. Heeft men de toelichting gelezen, dan moet het verwondering wekken, dit artikel, zoover het op de openbare rivieren betrekking heeft, in het Ontwerp aan te treffen. Niettegenstaande een omschrijving van het begrip oever geheel buiten het kader van deze bepalingen valt, en niettegenstaande de toelichting, tot tweemaal toe, n.l. eerst bij den Eersten Titel en later bij art. 81 zelf, zegt dat art. 578 B. W. niet is overgenomen, vinden we dit veroordeelde oude artikel bijna letterlijk terug in de bewoordingen der eerste alinea van het nieuwe artikel. Doch de omschrijving staat er nu eenmaal, dus mag hier ook nagegaan worden welk denkbeeld het Ontwerp aan het woord oever heeft gehecht, te meer omdat de omschrijving die het tegenwoordig B. W. van het woord oever geeft, veel, of eigenlijk alles te wenschen overlaat. Blijkens de eerste alinea stelt de commissie zich een rivier in hoofdzaak voor als een kanaal met meer of minder steile zijwanden en dan neemt ze als grenzen van de publiekrechtelijke bedding aan: de bovenkanten van die zijwanden. Zoodra het water over den rand van dat bekken heenloopt maar ook niet eerder, over schrijdt het de grenzen van zijn publiekrechtelijk territoir. De praktijk zou kunnen wijzen op tal van plaatsen waar rivierwaarts van die lijn steeds, door particuliere personen, privaat bezit is, wordt en ook wel zal worden uitgeoefend. Maar en al. 2 houdt daarmee rekening niet overal heeft de rivier zoo'n regelmatig profiel. Dit is alleen de hoofd- of grondvorm, de type. Er zijn ook plaatsen waar de oever flauw hellend is en in zulke doorsneden kan zich 't zeer merkwaardige geval voordoen, dat het water, als het zoo hoog is dat het juist de bedding vult zonder op den kant te treden, zich buiten de bedding uitstrekt. Waarlijk hier schijnt wat meer dan normaal voorstellingsvermogen vereischt te worden om zich van dien toestand een juist begrip te vormen. Alinea 8 leert, dat voor zoover in de rivier vloedstroom gaat, de oeverlijn loopt langs de lijn der regelmatige begroeiing, doch niet verder landwaarts dan tot de lijn van hoog water en niet

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1899 | | pagina 185