STAATSBEGROOTING VOOR 1900.
(Hoofdstuk VII B.)
Memorie van Toelichting.
Art. 38, sub n. Traktementen der landmeters van het kadaster.
Nadere overweging der vraag in hoeverre eene regeling der traktemen
ten van de landmeters van het kadaster, naar diensttijd in verband met
de bestaande regeling mogelijk is en de kennisneming van voorstellen
daaromtrent door belanghebbendeu gedaan, hebben er toe geleid eene
regeling te ontwerpen die, naar de ondergeteekende zich vleit, aan de
grieven tegen de bestaande regeling zal te gemoet komen, zonder dat
daarvoor buitensporige uitgaven worden vereischt.
Die regeling komt in hoofdzaak op het volgende neer:
Het aanvangstraktement bedraagt f 1200 'sjaars.
Dat traktement wordt tot een maximum van f 2800, telkens na vier
jaar onberispelijken dienst als landmeter met f 200 verhoogd, totdat een
diensttijd van 28 jaar is bereikt en daarna, na twee jaar dienst, nogmaals
met f 200.
De diensttijd die voor de verhooging in aanmerking komt, gaat in op
den eersten Januari van het jaar volgende op de dagteekening van het
besluit van benoeming tot landmeter.
Voor de landmeters die bij het in 1882 gehouden examen voor land
meter hebben voldaan, doch niet terstond konden worden geplaatst, wordt
de diensttijd voor de verhooging gerekend te zijn ingegaan op den eersten
Januari 1883 en voor die welke bij het in 1885 gehouden examen slaagden
op den eersten Januari 1886.
Het traktement der thans in dienst zijnde landmeters wordt in overeen
stemming met boven omschreven regels, nader vast gesteld. De uitkeering
die zij thans genieten uit de opbrengst van het loon voor particulier werk
vervalt.
Zij wier inkomen in traktement en in uitkeering uit de opbrengst van
het loon voor particulier werk te zamen, naar de thans bestaande regeling,
hooger is of ten gevolge van later te ontstane vacatures hooger zou ge
worden zijn, dan het traktement hetwelk zij naar deze regeling bekomen,
ontvangen uit de opbrengst van het loon voor particulier werk, eene uit-